1999/353

Rapport
Op 14 december 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw P. te 's-Gravenhage, ingediend door mevrouw mr. R.S. Sewdajal, advocaat te 's-Gravenhage, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van 's-Gravenhage), werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de namens verzoekster verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoekster klaagt erover dat het regionale politiekorps Haaglanden op 21 oktober 1997 disproportioneel geweld tegen haar heeft gebruikt. Verzoekster klaagt er verder over dat de politie haar na aankomst op het politiebureau, ondanks haar verzoek daartoe, geen medicijnen heeft verstrekt, en evenmin een psychiater of een maatschappelijke dienstverlener heeft gewaarschuwd.

Achtergrond

1. Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage Artikel 76 (Verstoring van de openbare orde):"1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426 bis van het Wetboek van Strafrecht is het verboden, op of aan de openbare weg of in een voor het publiek toegankelijk bouwwerk op enigerlei wijze de orde te verstoren, personen lastig te vallen of te vechten. 2. Het is verboden, op een in het eerste lid bedoelde plaats een voorwerp of stof, kennelijk meegebracht om de orde te verstoren, bij zich te hebben."2. Politiewet 1993:Artikel 8:"1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf. (...)

5. De uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, dient in verhouding tot het beoogde doel redelijk en gematigd te zijn."

3. Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaarArtikel 32:"1. In het geval er aanwijzingen zijn dat een ingeslotene medische bijstand behoeft dan wel er bij deze persoon medicijnen zijn aangetroffen, overlegt de ambtenaar met de arts. De ambtenaar overlegt eveneens met de arts indien de ingeslotene zelf om medische bijstand of medicijnen vraagt.2. In het geval de ingeslotene vraagt om medische bijstand van zijn eigen arts, stelt de ambtenaar die arts daarvan op de hoogte."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Daarnaast werd de betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Voorts werd een door verzoekster opgegeven getuige aangeschreven met het verzoek inlichtingen te verschaffen. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te 's-Gravenhage over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.       FEITEN1. Op 21 oktober 1997 ontving de politie een melding van geluidoverlast. Twee politieambtenaren gingen ter plaatse. Zij hielden verzoekster aan op verdenking van

overtreding van artikel 76 van de APV van 's-Gravenhage (zie achtergrond, onder 1). Verzoekster werd overgebracht naar het politiebureau waar zij gedurende de nacht werd ingesloten.2.1. Verzoekster was het niet eens met de wijze waarop de politie tegen haar was opgetreden. Zij diende, via haar gemachtigde, bij brief van 15 december 1997 een klacht in bij de burgemeester van 's-Gravenhage. In de betreffende klachtbrief was onder meer het volgende opgenomen:

"Op het moment dat cli nte aanbelde op nummer (...), was weldra een politieauto ter plaatse met vier dienstdoende agenten. Zonder enige uitleg zijdens de agenten aan cli nte, werd mevrouw P. met politiestokken en -knuppels door de vier agenten overmeesterd en door alle vier tegelijkertijd geslagen. Terwijl cli nte met haar rug op de grond lag riep zij: "Ik geef mij over!". Ondanks het feit dat cli nte dit riep, gingen de agenten toch gewoon door met schoppen en slaan met knuppels. Hierdoor raakte cli nte buiten westen. Dit alles werd gade geslagen door cli ntes gastheer, de heer A. die op dat moment volgens zijn eigen zeggen versteend was van schrik en niets meer kon doen. Mevrouw P. is direct nadat zij bij haar positieven was gekomen, in de boeien geslagen en van 23.30 uur tot en met 22 oktober 1991, 9.00 uur vastgehouden op het Politiebureau Aaltje Noorderwierstraat. Zonder dat enige uitleg van haar zijde was gevraagd, werd haar een boete opgelegd van f 80,-- (...)."2.2. In een brief van 4 februari 1998 voegde verzoekster gemachtigde onder meer het volgende toe aan de eerder ingezonden klachtbrief:"Tot slot heeft cli nte mij meegedeeld, dat ik in mijn brief d.d. 15 december j.l., heb nagelaten te vermelden dat zij agorafobische klachten (straatfobie) heeft en dat deze klachten nadat zij door de politie is mishandeld, zijn verergerd. Ten tijde van haar detentie op het politiebureau zou cli nte volgens haar eigen zeggen hebben "gesmeekt" om haar medicijnen (Seroxat, Busper, Diazepan, Oxazepamum). Deze medicijnen zijn antidepressiva."3. De chef van het onderdeel Den Haag/Segbroek-Loosduinen deed verzoeksters klacht af. Hij achtte de klacht op alle aangevoerde punten ongegrond. In zijn afdoeningsbrief is verder onder meer het volgende te lezen:"oordeel:In de nacht van 21 op 22 oktober en wel op 22 oktober 1997 omstreeks 02.00 uur werd de politie gestuurd naar perceel (...) te Den Haag in verband met problemen met de buren (...). E n politiemedewerker van Bureau Loosduinen heeft ter plaatse in eerste instantie een gesprek gevoerd met de bewoners van perceel (...). De bewoners waren zeer overstuur omdat er midden in de nacht (22 oktober 1997 net voor 02.00 uur) bij

hen op de deur werd gebonkt en aangebeld. Zij waren van het gebonk en het aanbellen wakker geworden en behoorlijk geschrokken van de herrie. Zij hadden in ieder geval gezien dat mevrouw P. bij hen voor de deur stond. Na het bonken en bellen was mevrouw P. perceel (...) weer binnengelopen. Vervolgens hebben twee politiemedewerkers van Bureau Loosduinen, waaronder eerder bedoelde medewerker, de heer A. en mevrouw P. aangesproken en hen gewaarschuwd de buren niet meer lastig te vallen. De heer A. en mevrouw P. roken sterk naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende dranken. Zij waren erg onvast ter been. Na het gesprek met mevrouw P. en de heer A. werd er door eerst bedoelde politiemedewerker post gevat in de omgeving van (...). Na ongeveer vijf minuten kwam mevrouw P. met een sigaret in haar hand haar woning uit. Op de achtergrond was de heer A. zichtbaar. Mevrouw P. ging voor perceel (...) staan, keek om zich heen, bonkte op de voordeur en belde aan. Mevrouw P. hield zich niet aan de even te voren gemaakte afspraak, de buren met rust te laten. De politiemedewerker was getuige van een door haar gepleegde overtreding van de Algemene Politieverordening voor de gemeente Den Haag: "Overlast of hinder veroorzaken voor bewoners van nabij gelegen woningen". Tevens werd deze overtreding gepleegd in de voor nachtrust bestemde tijd. De betreffende politiemedewerker begaf zich naar mevrouw P., deelde haar mede dat zij was aangehouden terzake het veroorzaken van hinder of overlast voor haar naaste buren. De politiemedewerker pakte mevrouw P. vervolgens bij haar arm. Juist op dit moment kwam de heer A. op hem en mevrouw P. toegelopen en A. sprak de politiemedewerker aan. De politiemedewerker deelde de heer A. mede dat hij zich niet met de zaak moest bemoeien en probeerde hem met z'n vrije hand tegen te houden. Door de omstandigheden op dat moment liet de politiemedewerker de arm van mevrouw P. los. Mevrouw P. bleef echter niet op haar benen staan maar viel achterover op het trottoir. De linkerzijde van mevrouw P. raakte daarbij het trottoir. (...) Mevrouw P. is vervolgens overgebracht naar Bureau Loosduinen. Tijdens het transport werden haar, voor haar eigen veiligheid en de veiligheid van de transporterende politiemedewerkers, de handboeien omgedaan. Aan het Bureau bleek een normaal gesprek met mevrouw P. omtrent de overtreding cq het voorval niet mogelijk te zijn. Zij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende dranken. In verband met de val op het trottoir is de verwonding aan het hoofd van mevrouw P. in het Ziekenhuis Leyenburg behandeld. Aan het Bureau Loosduinen heeft mevrouw P. voor zover dat wel mogelijk was, een gesprek gevoerd met een politiemedewerkster. Mevrouw P. vroeg om haar medicijnen. De betreffende medewerkster heeft dit geweigerd. Zij deed dit niet om mevrouw P. dwars te zitten maar om haar te beschermen tegen de gevolgen van alcohol gecombineerd met medicijnen. Dit is haar ook uitgelegd. Uit eerdere mutaties ten aanzien van mevrouw P. bleek dat de combinatie alcohol en medicijnen volstrekt funest voor haar is. Deze kennis van zaken is afkomstig van de GGD en Stichting Rosenburg. Na het gesprek met de politiemedewerkster is zij gaan slapen."

B.       STANDPUNT VERZOEKSTER1. Verzoeksters standpunt is samengevat weergegeven onder klacht.

2. Verzoekers gemachtigde voegde bij het verzoekschrift een artsverklaring. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:

"Reden komst val, volgens pati nte is de val veroorzaakt door het optreden van de politie, niet bewusteloos geweest, geen amnesie (geheugenverlies; N.o.) Anamnese val, oorzaak niet duidelijk, onder invloed van alcohol Onderzoek dronken, zwelling mc-2 l., schaafwond l. elleboog, snijwondje boven l. wenkbrauw (...) R ntgen geen fractuur l.-arm (...) Behandeling hechten wondje l. wenkbrauw"C.       STANDPUNT BEHEERDER VAN HET REGIONALE POLITIEKORPS HAAGLANDEN1. De korpsbeheerder deelde in reactie op de klacht mee dat hij zich ter zake had laten informeren door de chef van het onderdeel Den Haag/Segbroek-Loosduinen. Hij gaf te kennen dat hij zich wenste aan te sluiten bij diens oordeel op de klacht. De brief waarin dit oordeel was vervat, voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie. In deze brief, waarin de onderdeelchef ook een aantal specifieke vragen van de Nationale ombudsman beantwoordde, is onder meer het volgende te lezen:"Op woensdag 22 oktober 1997 kreeg een surveillance-eenheid van de Politie Haaglanden, (...) de opdracht zich te begeven naar perceel (...) te Den Haag: Indicatie: Burenproblemen. De bewoners van perceel (...) zouden bij de buren (...) op de voordeur hebben staan bonken. Ter plaatse deelden de bewoners van perceel (...) aan de betreffende politiemedewerkers mede dat zij wakker waren geworden van aanbellen en bonken op de voordeur. Zij zagen in ieder geval dat mevrouw P. (...) aan hun voordeur was. De heer A. en mevrouw P., respectievelijk wonende en vertoevende in perceel (...) werden over het voorval aangesproken en gewaarschuwd. In de omgeving van de eerder bedoelde percelen werd postgevat. Na enige minuten kwam mevrouw P. naar buiten. Zij liep naar de deur van perceel (...) , belde aan en bonkte op de deur. Mevrouw P. verkeerde onder invloed van alcoholhoudende dranken, was niet aanspreekbaar en werd overgebracht naar het Bureau Loosduinen. Vervolgens

werd mevrouw P. aan bureau Loosduinen ingesloten. Na ontnuchtering werd mevrouw P. gehoord, een mini-proces-verbaal uitgereikt en in vrijheid gesteld. Zij ging met een taxi naar huis. (...) Mevrouw P. vindt dat er op 21 oktober 1997 disproportioneel geweld tegen haar is gebruikt. Volgens de politiemedewerkers die ter plaatse zijn gegaan is er in het geheel geen geweld gebruikt. (...) Ondanks een verzoek daartoe zijn er volgens mevrouw P. geen medicijnen aan haar verstrekt. In de periode van april 1997 tot en met 22 oktober zijn er 17 mutaties opgemaakt waarin mevrouw P. een rol speelde. Het ging o.a. over ruzies, het uiten van beschuldigingen, onwelwordingen, het veroorzaken van overlast, vermist zijn, overtreden huisregels Stichting Rosenburg. De meeste incidenten vonden plaats in de nachtelijke uren tussen 23.30 en 02.30 uur. Zij gebruikte medicijnen waarbij alcoholgebruik wordt afgeraden. Ondanks dat verkeerde zij regelmatig onder invloed van alcoholhoudende dranken. In Bureau Loosduinen vroeg mevrouw P. om medicijnen. Die nacht werd nogmaals van de GGD vernomen dat de medicijnen die mevrouw P. wilde innemen in geen geval in combinatie met alcohol ingenomen mochten worden. Om reden dat mevrouw P. onder invloed van alcoholhoudende dranken verkeerde werd het gebruik van medicijnen ter bescherming van haar zelf geweigerd. (...) Mevrouw P. vindt dat er een psychiater of een maatschappelijke dienstverlener gewaarschuwd had moeten worden. Mevrouw P. verkeerde onder zodanige invloed van alcoholhoudende dranken dat het inschakelen van een psychiater of een maatschappelijke dienstverlener ten tijde van haar verblijf aan het politiebureau geen zin had. (...) Voorts is er de vraag om welke reden mevrouw P. is overgebracht naar Bureau Loosduinen. Om reden van het veroorzaken van burengerucht, dat zij "dronken" en niet te horen was, om de zaak ter plaatse tot rust te laten komen en om sociale aspecten werd zij overgebracht naar het Bureau Loosduinen. Zij is in Bureau Loosduinen opgehouden tot het moment waarop zij weer wat aanspreekbaar was en het verantwoord leek haar zonder begeleiding heen te zenden. (...) Verder is de vraag gesteld of er een arts is gewaarschuwd, en zo ja, op welk tijdstip deze ter plaatse is geweest. Na aankomst aan Bureau Loosduinen is terstond de GGD gewaarschuwd. Deze kwam ter plaatse. Mevrouw P. werd voor behandeling overgebracht naar Ziekenhuis Leyenburg, afdeling SEH. Het consult van de behandelend arts vond plaats op 22 oktober 1997 tussen 03.34 uur en 03.55 uur."

2. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie een rapportage van de betrokken politieambtenaar V. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:"Vervolgens met collega R., P. en meneer A. aangesproken en hen persoonlijk gewaarschuwd niet meer de buren op nummer (...) lastig te vallen. P. en meneer A. roken sterk naar alcoholhoudende drank. Voorts zag ik dat P. erg onvast ter been was, kennelijk ten gevolge van het gebruik van alcoholhoudende drank. Voorts zag ik dat meneer A. eveneens erg onvast ter been was, eveneens kennelijk ten gevolge van het gebruik van alcoholhoudende drank. Door mij werd op afstand postgevat op de voordeur van nr. (...). Ik had daarbij ook goed zicht op de voordeur van nummer (...). Na ongeveer 5 minuten kwam P. voor de ingang van nummer (...) staan en rookte daarbij een sigaret, waarbij zij tevens om haar heen keek. Op de achtergrond was ook meneer A. zichtbaar. Vervolgens gooide P. peuk op de grond en trapte die uit. Ik zag dat P. vervolgens naar de deur van nr. (...) toe liep waarna zij aanbelde en bonkte op de deur van nummer (...). Vervolgens ben ik naar P. toegelopen en aangezegd dat zij aangehouden was ter zake verstoren rust (APV). Ik pakte daarbij haar arm beet en hield haar vast. Op dat moment zag ik dat meneer A. kwam aanlopen en mij aansprak. Meneer A. aangesproken en hem tegengehouden met een hand en duidelijk gemaakt zich er niet mee te bemoeien. Daarbij liet ik de arm van P. los, waarop ik zag dat P. achterover viel en ik zag dat zij met haar hoofd op het trottoir terecht kwam. De linker zijde van haar hoofd kwam op het trottoir terecht. Vervolgens liep A. naar achteren en tot mijn verbazing zag ik dat hij, nadat hij net een paar stappen had gedaan, achterover viel. Hij rolde ruggelings over het trottoir. (...) Ik heb vervolgens meneer A. geholpen om op te staan. Hij was niet in staat om zelfstandig op te staan. Ik heb hem daarbij onder zijn oksels vastgepakt en naar binnen geholpen. Op dat moment was meneer A. zeer redelijk en bedankte zelfs dat ik hem had geholpen. Meneer A. rook zeer sterk naar alcoholhoudende drank.. is vervolgens door surveillanten meegenomen naar het bureau. Daar is zij vervolgens ingesloten omdat zij niet in staat was een normale verklaring af te leggen. Zij verkeerde in een behoorlijke staat van dronkenschap."3.1. Verder voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie een verklaring van de politieambtenaar W. Hierin is onder meer het volgende te lezen:"Op 22 oktober 1997 omstreeks 02.10 uur werd klaagster mevrouw P. aangehouden en overgebracht naar Bureau Loosduinen. Zij heeft aldaar een gesprek gehad met W. Mevrouw P. vroeg aan W. of zij medicijnen mocht innemen. W. heeft haar medicijnen geweigerd. Reden voor de weigering was het volgende: Op 22 juni 1997 omstreeks 20.02 uur werd er een onwel wording gemeld in perceel (...). De GGD en de politie, waaronder W., begaven zich ter plaatse. Het bleek te gaan om klaagster mevrouw P. Zij had alcohol en medicijnen gebruikt. W. vernam van de GGD dat de medicijnen die mevrouw P. gebruikte in geen geval in combinatie met alcohol ingenomen mocht worden. Dus: Alleen alcohol gebruiken of alleen medicijnen gebruiken. Omdat mevrouw P. op 22 oktober 1997 omstreeks 02.10 uur en de verdere gehele nacht onder invloed van alcoholhoudende dranken verkeerde (zij was dronken) werden medicijnen

geweigerd. Dit werd gedaan ter bescherming van klaagster en niet om deze haar met opzet te onthouden. Na het gesprek met W. is mevrouw P. gaan slapen (roes uitslapen)."

3.2. In een telefonische reactie op de klacht voegde W. aan haar hierv r opgenomen verklaring nog toe dat zij 's nachts met verzoekster was meegegaan naar het ziekenhuis. Daar was haar nogmaals bevestigd dat verzoeksters medicijnen niet in combinatie met alcohol mochten worden ingenomen.D.       VERKLARING GETUIGEEen medewerker van het Bureau Nationale ombudsman nam een aantal keren telefonisch contact met de door verzoekster opgegeven getuige, de heer A., om van hem een verklaring af te nemen over de gebeurtenissen op 21 oktober 1997. Uiteindelijk verklaarde de heer A. tegenover de betreffende medewerker, dat hij over de gebeurtenissen op 21 oktober 1997 niet meer lastig gevallen wilde worden, en dat hij ook niet meer wist waar het allemaal precies over ging. Hieruit leidde de Nationale ombudsman af dat de heer A. geen inhoudelijke bijdrage kon leveren aan het onderzoek naar verzoekster klacht. Vervolgens berichtte verzoekster gemachtigde dat de heer A. naar haar mening w l een inhoudelijke bijdrage aan het onderzoek kon leveren. Daarop vroeg de Nationale ombudsman de heer A. bij brief van 8 juli 1999 andermaal om ten behoeve van het onderzoek inlichtingen te verstrekken. Vervolgens ontving de Nationale ombudsman op 22 juli 1999 het bericht dat de heer A. was overleden.E.       REACTIE VERZOEKSTERVerzoekster gaf verder geen commentaar op de door de korpsbeheerder overgelegde stukken.

Beoordeling

I. .       Ten aanzien van het geweldgebruik1. Verzoekster klaagt er in de eerste plaats over dat het regionale politiekorps Haaglanden op 21 oktober 1997 disproportioneel geweld tegen haar heeft gebruikt. 2. De politie is bevoegd om in de rechtmatige uitoefening van haar bediening geweld te gebruiken. Dit geweld moet voldoen aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit (zie achtergrond, onder 1.). 3. Op 21 oktober 1997 ontving de politie omstreeks 02.00 uur een melding van burengerucht. Twee politieambtenaren gingen ter plaatse. Daar vernamen zij van de buren van verzoeksters vriend - waar verzoekster op dat moment op bezoek was - dat verzoekster bij hen had aangebeld en op de voordeur had gebonkt. De betrokken

politieambtenaren deelden verzoekster mee dat ze de buren niet meer mocht lastig vallen. Om te zien of verzoekster zich aan hun aanwijzing zou houden, vatten zij post in de directe omgeving van de betreffende woningen. Al korte tijd later kwam verzoekster weer naar buiten, liep naar de woning van de buren en ging daar op de deur bonken en schreeuwen. Daarop liepen de betrokken politieambtenaren op verzoekster af en deelden haar mee dat zij was aangehouden. De politie bracht nog naar nog naar voren dat verzoekster ten tijde van de aangehaalde gebeurtenissen onder invloed van alcohol verkeerde. Een en ander wordt bevestigd door de door verzoekster overgelegde artsverklaring (zie bevindingen, onder B.2.)

4. Gelet op het voorgaande konden de betrokken politieambtenaren verzoekster in redelijkheid aanmerken als verdachte van overtreding van artikel 76 van de APV (zie ook achtergrond, onder 1.). Mede gelet op het feit dat de politie verzoekster had gewaarschuwd geen overlast meer te veroorzaken en gelet op het feit dat verzoekster onder invloed van alcohol was, kon de politie, toen verzoekster er al korte tijd later blijk van gaf zich niets aan de haar gegeven waarschuwing gelegen te laten liggen, in dit geval in redelijkheid gebruik maken van haar aanhoudingsbevoegdheid.5. Verzoekster heeft naar voren gebracht dat zij bij de aanhouding door de betrokken politieambtenaren met 'knuppels' is geslagen. De betrokken politieambtenaren ontkennen een en ander ten stelligste. Zij hebben naar voren gebracht dat verzoekster is gevallen toen n van hen haar even losliet op het moment dat haar vriend zich met de aanhouding dreigde te bemoeien.6. De Nationale ombudsman acht het niet aannemelijk dat de politie in de door verzoekster aangegeven mate geweld heeft gebruikt. Dergelijk geweld – meermalen met een wapenstok slaan - had immers zeker tot meer en ook ander letsel moeten leiden dan door de betreffende artsen is geconstateerd (zie bevindingen, onder B.2.). De overgelegde artsverklaring geeft eerder aanleiding om het verslag van de politie over de gebeurtenissen in de betreffende nacht aannemelijk te achten. Dit temeer nu uit deze artsverklaring en uit de verklaring van de politie (ook) volgt dat verzoekster in de nacht van 21 oktober 1997 onder invloed van alcohol was, hetgeen haar herinnering van de betreffende gebeurtenissen sterk kan hebben be nvloed. Nu de door verzoekster opgegeven getuige zich niet meer kon herinneren wat zich op 21 oktober 1997 had afgespeeld, en verzoekster noch haar gemachtigde commentaar heeft gegeven op het standpunt van de politie op de klacht, en er ook overigens geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die verzoeksters standpunt kunnen bevestigen, acht de Nationale ombudsman het standpunt van de politie op dit punt het meest aannemelijk.7. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.II. .      Ten aanzien van de medische bijstand

1. Verzoekster klaagt er verder over dat de politie haar na aankomst op het politiebureau, ondanks haar verzoek daartoe, geen medicijnen heeft verstrekt, en evenmin een psychiater of een maatschappelijke dienstverlener heeft gewaarschuwd.2. Uit de door de korpsbeheerder overgelegde stukken volgt dat de politie verzoekster inderdaad de door haar gewenste medicijnen heeft onthouden. Reden daarvoor was dat het de politie bekend was dat de medicijnen die verzoekster gebruikte niet in combinatie met alcohol mochten worden ingenomen. De politie was hiermee bekend door raadpleging van mutaties in het dag- en nachtrapport over verzoekster en doordat n van de betrokken politieambtenaren eerder die avond - omstreeks 20.00 uur - ter zake door de GGD was ge nformeerd (zie bevindingen, onder C.3.). De politie bracht verder naar voren dat de medicijnen verzoekster niet waren onthouden om haar dwars te zitten, maar juist om haar te beschermen. Voorts volgt uit de overgelegde stukken dat meteen nadat verzoekster op het politiebureau was aangekomen (kort na 02.10 uur) de GGD is gewaarschuwd. Verzoekster is vervolgens overgebracht naar het ziekenhuis. Zij is daar tussen 03.35 uur en 03.55 uur behandeld. Daarna is zij weer teruggebracht naar het politiebureau. E n van de betrokken politieambtenaren bracht nog naar voren dat haar in het ziekenhuis (nogmaals) is meegedeeld dat verzoekster geen medicijnen in combinatie met alcohol mocht gebruiken.3. Al met al heeft de politie er in dit geval goed aan gedaan om verzoekster de gevraagde medicijnen in afwachting van de komst van de GGD te onthouden. De politie was er immers van op de hoogte dat verstrekking van medicijnen aan verzoekster een gezondheidsrisico kon inhouden (zie bevindingen, onder A.3. en C.3.). Verder was het ook niet aan de politie om te beoordelen welke van de door verzoekster verlangde medicijnen (zie bevindingen, onder A.2.2.) w l en welke eventueel n et gevaarlijk zouden kunnen zijn. In het ziekenhuis is n van de betrokken politieambtenaren nogmaals meegedeeld dat verzoekster geen medicijnen mocht gebruiken in combinatie met alcohol. Verzoekster was onder invloed van alcohol. Dat de politie later die nacht standvastig is gebleken in haar weigering om de gevraagde medicijnen te verstrekken is dan ook alleszins juist geweest. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.4. Verder is komen vast te staan dat de politie, daar door verzoekster naar gevraagd, geen psychiater of maatschappelijke dienstverlener heeft ingeschakeld. In dit geval is niet gebleken dat daarvoor een dringende reden en/of directe noodzaak was. Verzoekster verkeerde onder invloed van alcohol zodat een gesprek met verzoekster over mogelijke psychische en/of maatschappelijke problemen niet goed mogelijk was en het om die reden ook weinig zinvol was om meteen een psychiater of maatschappelijk werker te waarschuwen. 's Ochtends is verzoekster heengezonden. Zij had toen eventueel zelf voor ondersteuning van een maatschappelijk werker of een psychiater kunnen zorgen. Niet is gebleken dat zij dat toen heeft gedaan. De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van 's-Gravenhage), is niet gegrond.

Instantie: Regiopolitie Haaglanden

Klacht:

Disproportioneel geweld gebruikt tegen verzoekster, geen medicijnen verstrekt op bureau noch psychiater gewaarschuwd.

Oordeel:

Niet gegrond