Achtergrond
Art. 27 van het Wetboek van Strafvordering luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "1. Als verdachte wordt v rdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan eenig strafbaar feit voortvloeit." Dit artikel stelt aan de mate van verdenking niet de eis van een 'ernstig' vermoeden, maar eist w l dat het vermoeden van schuld (het 'gedaan hebben') moet steunen op feiten of omstandigheden en dat dit vermoeden bovendien naar objectieve maatstaven gemeten 'redelijk' dient te zijn, dat wil zeggen "niet enkel in de oogen van den opsporingsambtenaar doch redelijk op zichzelf" (Memorie van Toelichting). Een redelijk vermoeden alleen op basis van subjectief inzicht is niet voldoende.Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken politieambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Deze maakten van deze gelegenheid geen gebruik. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor het justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te 's Gravenhage over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder en verzoeker deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Op 26 mei 1997 ontstond er 's middags een schermutseling tussen verzoekers vriendin en een buurvrouw. Naar aanleiding van deze schermutseling deden verzoeker en zijn vriendin diezelfde middag bij het regionale politiekorps Hollands Midden, district Waag en Wiericke, aangifte van mishandeling van verzoekers vriendin door de buurvrouw. Bij terugkeer bij hun woning zagen verzoeker en zijn vriendin dat een aantal mensen, waaronder de betreffende buren, hen stond op te wachten. Verzoeker verzocht daarop de politie om assistentie. Nadat er politieambtenaren waren gearriveerd werd afgesproken dat zij van een afstand de situatie in de gaten zouden houden en zonodig zouden ingrijpen. Toen verzoeker bij zijn huis aankwam, kwam de groep mensen direct op zijn auto aflopen en ontstond er een vechtpartij. De politieambtenaren grepen daarop in en scheidden de vechtende partijen. Met partijen werd afgesproken dat zij de volgende dag op het politiebureau zouden verschijnen voor het afleggen van een verklaring dan wel het doen van aangifte.2. Diezelfde avond begaven politieambtenaren zich wederom naar de straat waarin verzoeker woont in verband met een melding over aangerichte vernielingen. Bij aankomst vernamen de politieambtenaren van buurtbewoners dat verzoeker iemand zou hebben mishandeld met als gevolg dat deze zich in het ziekenhuis moest laten behandelen. Verzoeker deelde de politieambtenaren mee dat hij in zijn eigen huis was overvallen en dat hij uit angst een van de overvallers met een plankje had geslagen. De politieambtenaren gingen daarop over tot aanhouding van verzoeker en verzochten hem om mee te gaan naar het politiebureau. Verzoeker gaf aan dit verzoek gevolg.3. Naar aanleiding van zijn aanhouding op 26 mei 1997 diende verzoeker bij brief van 12 juni 1997 een klacht in bij de politie. In zijn brief merkte hij onder meer het volgende op:"Ik ben gearresteerd op een grond die voor mij nog steeds onduidelijk is. Toen mijn gezin en ik overvallen werden in onze huurwoning heb ik in angst gehandeld en een van de overvallers een klap in het gelaat gegeven met een plankje. Tijdens de overval heb ik geprobeerd contact met de meldkamer te krijgen, en nadat ik met de meldkamer contact had gekregen en zo goed en kwaad als het ging e.e.a. had uitgelegd dachten wij dat wij hulp kregen, en wat bleek de daders van de overval kregen goodwill van uw korps en de slachtoffers (wij) werden nog eens dunnetjes door uw korps overvallen. Mijn gezin en ik bestaand uit vrouw, man, kind 8 jaar zijn drie weken na dato hiervan nog heel erg geschokt en ondervinden nog elke dag angst en lijden aan nachtmerries. Overvallen diefstallen enz. dat lees je iedere dag in de krant en zie je op het nieuws, daar raak je aan gewend totdat het je gezin overkomt dan realiseer je wat een verschrikkelijke aanslag dat op je emotioneel gevoelsleven hebt."4. De korpsbeheerder antwoordde verzoeker schriftelijk op 31 oktober 1997 als volgt:"...Uit het klachtonderzoek is mij gebleken, dat de in het verleden ontstane onenigheid tussen u en andere personen in uw omgeving op 26 mei jl. enigszins is ge scaleerd. Ik begrijp, dat een dergelijke situatie de nodige emoties oproept bij betrokkenen. Ik wil echter slechts ingaan op de feiten rond uw aanhouding. Op 26 mei 1997 reageerden de twee betrokken politieambtenaren op een melding, dat er iemand geslagen zou zijn met een hard voorwerp. De betreffende politieambtenaren waren niet op de hoogte van hetgeen er zich die middag reeds had voorgedaan. Nadat zij bij uw woning aan de voorzijde hadden aangebeld opende u de deur en gaf u te kennen dat de betrokken politieambtenaren in uw woning mochten komen. Daar vertelde u dat u belaagd zou zijn en daar aangifte van wenste te doen. U wilde mee naar het politiebureau om het daar uit te laten zoeken. Tevens vertelde u, dat u iemand had geslagen. Hierop heeft de vrouwelijke politieambtenaar u echter te kennen gegeven, dat zij het formeel wilde afwikkelen. Zij deelde u mede, dat u was aangehouden. Hierop gaf u te kennen, dat dat niet nodig was en dat u vrijwillig zou mee gaan. U werd echter toch aangehouden. Uw verzoek om nog enige spullen te pakken om deze mee te nemen werd ingewilligd. U heeft hierop deze zaken gepakt en meegenomen. Voordat u werd meegenomen was uw kind niet op de benedenverdieping aanwezig. U bent in de gelegenheid geweest om van uw kind en uw partner afscheid te nemen. Na dit afscheid bent u meegegaan met de betrokken politieambtenaren. U bent niet geboeid en u heeft de woning aan de voorzijde verlaten terwijl uw buurtbewoners zich aan de achterzijde van de woning bevonden. U wilde, dat de politieambtenaren bij uw partner bleven. Zij wezen dit af en gaven te kennen, dat er bij problemen een beroep kon worden gedaan op het alarmnummer. Daarnaast werd gewezen op het bureau slachtofferhulp, omdat u naast verdachte tevens slachtoffer was. Uit het klachtonderzoek is mij gebleken, dat door de betrokken politieambtenaren correct is opgetreden..."5. Verzoeker kon zich met deze reactie niet verenigen. In zijn brief van 25 november 1997 liet hij de korpsbeheerder onder meer het volgende weten:"Creatief is om te stellen dat ik zowel dader als slachtoffer was (ben), (...) Er wordt zwart op wit gesteld dat de betreffende politieambtenaren niet op de hoogte waren van hetgeen er die middag had voorgedaan, m'n verloofde m'n kind 8 jaar jong en ikzelf zijn opgewacht door T. en fam; honkbalknuppel en andere wapens in hun handen (...), en daar zouden wij dus verschrikkelijk mee mishandeld zijn geweest als we niet bijgestaan waren door een kennis. M'n verloofde heeft klappen gekregen plus dat de videocamera kapot gegooid is en dit gebeurde allemaal onder het toeziend oog van politieambtenaren nota bene door ons gebeld via een gsm toestel, terwijl m'n verloofde en ik nog geen half uur daarvoor aangifte hebben gedaan van mishandeling van m'n verloofde door mevrouw T. En dat we hebben aangegeven bang te zijn opgewacht te worden, achteraf gezien had ik de indruk dat de twee aanwezige agenten onder de indruk waren van de agressieve uitstraling van het aantal mensen dat ons stond op te wachten, en hoopten dat ze niet hoefden in te grijpen en derhalve ons de vuurlinie in lieten gaan, wetend dat dat niet zonder slag of stoot zou gebeuren. (Misschien ten overvloede te vermelden dat wij op geen enigerlei wijze gewapend waren of de intentie hadden te vechten of iets van dien aard ook), maar met de moed der wanhoop zijn we naar onze woning gelopen en hebben nadat we zijn aangevallen de slagen en klappen van agressors afgeweerd, en toen pas zijn we enigszins ontzet door de twee politieambtenaren, meer waren er niet aanwezig. De hele buurt was in rep en roer, en in de uitspraak wordt me verteld dat de agenten die mij 's avonds hebben gearresteerd niet op de hoogte waren van wat er die middag had afgespeeld (sorry maar over zoveel creativiteit om de waarheid te verdoezelen moet ik hard lachen). Worden er geen rapporten gemaakt en gelezen als de wacht wordt overgenomen, (...). Nogmaals wij zijn in onze woning overvallen. Ik heb de agenten niet m'n woning binnengelaten, ze liepen door nadat N. m'n verloofde de deur opende en dacht dat we geholpen zouden worden, en ik was boven m'n zoontje van acht aan het geruststellen toen riep N. dat de politie binnen was en dus kwam ik naar beneden en de rest is bekend. Ik ben niet geboeid wordt geschreven, dit klopt maar ik ben niet geboeid omdat ik zelf fatsoenlijk ben meegegaan maar wat wil je als je denkt slachtoffer te zijn en geholpen denkt te worden en je geschokt bent angstig en verdoofd fam. overstuur mezelf incluis dan ga je mee in een onwerkelijke waas van dit afschuwelijke drama. Resumerend, de uitspraak in achtnemend kan je stellen dat we die avond twee keer zijn overvallen in onze woning (binnen in huis), een keer door genoemden, en gearresteerd door politie terwijl we dachten steun te krijgen."6.1. In zijn reactie op verzoekers brief inzake het optreden van de politie deelde de korpsbeheerder verzoeker onder meer het volgende mee:"...De klachtencommissie heeft het bezwaar onderzocht en daarover advies uitgebracht. Met de commissie ben ik van oordeel dat het bezwaar:gegrond is voor wat betreft de lange duur van het klachtonderzoek en de stelling in de beslissing op de klacht in eerste aanleg dat de betrokken politieambtenaren die u op 26 mei 1997 aanhielden niet op de hoogte zouden zijn geweest van hetgeen zich die middag had afgespeeld en ongegrond is voor wat betreft de overige onderdelen van uw bezwaar. Voor de motivering van mijn beslissing verwijs ik u naar het advies van de klachtencommissie, dat hierbij gaat..."6.2. Het bijgevoegde advies van de klachtencommissie van 8 mei 1998 luidt onder meer als volgt:"c) Het arresteren van bezwaarde door de politie, terwijl hij dacht steun te krijgen; De commissie overweegt dat bezwaardes veronderstelling dat de politie reageerde op zijn melding dat hij in zijn huis was overvallen, nog niet de conclusie rechtvaardigt dat de politie hem ten onrechte zou hebben aangehouden. De politie reageerde nl. de facto op de melding dat bezwaarde iemand had mishandeld die daarvoor ter behandeling naar het ziekenhuis was overgebracht. Om die reden werd bezwaarde aangehouden wegens zware mishandeling. De commissie acht dit onderdeel van het bezwaar ongegrond. d) Het niet serieus nemen van de situatie door de politie; De commissie acht geen grond aanwezig voor de stelling dat de politie de situatie niet serieus zou hebben genomen, aangezien de politie (verzoeker; N.o.) op weg naar huis heeft begeleid en vervolgens ook daadwerkelijk heeft ingegrepen. Het feit dat dit wellicht niet het effect heeft opgeleverd dat (verzoeker; N.o.) wenste, doet niet af aan de omstandigheid dat de politie wel degelijk is opgetreden. Het verwijt dat de politie de situatie zou hebben onderschat, acht de commissie dan ook niet terecht. De commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond. e) Het nalaten hulp te bieden door de politie; Naar de mening van de politie kan niet van de politie worden verwacht dat, mede gezien het feit dat er sprake was van al jaren bestaande spanningen tussen de bij het conflict betrokkenen, er zou worden gepost bij n van de partijen. De verloofde van bezwaarde is door de politie gewezen op het alarmnummer en op de mogelijkheid zich te wenden tot slachtofferhulp. (....) De commissie acht dit onderdeel van het bezwaar ongegrond."6.3. In het verslag dat van de hoorzitting van de klachtencommissie op 13 februari 1998 is opgemaakt is onder "Horen bezwaarde P." onder meer het volgende opgenomen:"Voorts vindt hij het ongeloofwaardig dat de politiemensen die hem in het begin van de avond thuis aanhielden niets afwisten van wat er die middag was gebeurd. Vervolgens schetst (verzoeker; N.o.) de voorgeschiedenis van de problemen met zijn buren. Deze zijn begonnen toen zijn vriendin, N., bij hem kwam wonen. De buren gingen klagen over door haar veroorzaakte geluidsoverlast. Op een gegeven moment is de zaak ge scaleerd en kwam N. overstuur thuis met de mededeling dat buurvrouw T. haar een klap had gegeven. Na een stevige woordenwisseling zijn (verzoeker; N.o.) en zijn vriendin naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen. Toen zij bijna thuis waren, bleek dat een aantal mensen hen stond op te wachten. T. had iets in zijn hand, verpakt in pakpapier. Achteraf bleek er een honkbalknuppel in te zitten. (Verzoeker; N.o.) riep per mobilofoon de politie op. Afgesproken werd dat de politie zich op afstand zou houden. (Verzoeker; N.o.) en zijn vriendin stapten uit de auto. Er vielen rake klappen, er werd geslagen met de knuppel. De videocamera van N. werd kapotgeslagen. De politieagenten kwamen aanlopen en zeiden dat de partijen ieder naar hun eigen huis moesten gaan, waar zij met T. en (verzoeker; N.o.) zijn gaan praten. Bij de vechtpartij bleek dat T. zijn hand had gebroken. De politieagenten hebben partijen geadviseerd elkaar zoveel mogelijk te mijden. (Verzoeker; N.o.) geeft aan dat de politie om ongeveer 18.15 uur bij hem is weggegaan. Rond 19.15 uur werd er bij hen gebeld en stormden er 8 9 man naar binnen. De ruit van de tussendeur werd ingeslagen. N. kreeg klappen, zoontje (...) raakte overstuur en (verzoeker; N.o.), die boven was, werd zeer angstig en belde de politie. Toen hij de mensen naar boven zag komen, pakte hij een plankje en sloeg daarmee een jongen tegen zijn wang. De mensen verlieten zijn huis en direct daarna kwam er een aantal politieagenten binnen; twee van de vijf waren er 's middags ook. (Verzoeker; N.o.) geeft aan dat hij werd gearresteerd, hetgeen hem zeer verbaasde. Hij verkeerde in de veronderstelling dat de politie was gekomen naar aanleiding van zijn telefoontje. Het slaan met het plankje was in een waas gebeurd, uit angst. Vervolgens moest hij mee naar het bureau, waartegen hij geen bezwaar had omdat hij wel uitleg wilde geven van hetgeen was gebeurd. Hij was het er echter niet mee eens dat hij een nacht moest blijven. Hij werd gearresteerd, terwijl hij degene was die was overvallen en de overvallers niet werden aangepakt. Bovendien voelden de buren zich gesterkt door het feit dat hij vast zat. Na dit voorval hebben er zich met name ten opzichte van N. herhaaldelijk pesterijen voorgedaan. Als zij dan de alarmlijn belden, kregen zij de indruk dat de politie niet optrad omdat het 'slechts' om een burenruzie zou gaan. (...) Op de vraag van de voorzitter wat (verzoeker; N.o.) bedoelde met zijn opmerking dat de politie het voorval op 26 mei niet serieus heeft genomen, geeft (verzoeker; N.o.) te kennen dat hij daarmee heeft bedoeld dat de politie het gebeuren heeft onderschat. (...) Een lid van de commissie vraagt (verzoeker; N.o.) wat als reden werd gegeven voor het feit dat hij op het bureau moest blijven.(Verzoeker; N.o.) merkt op dat de hulpofficier van justitie S. zei dat hij preventief werd vastgehouden voor zijn eigen veiligheid. De volgende ochtend mocht hij naar huis. Gezegd was dat hij niet verplicht was een verklaring af te leggen, maar hij wilde zelf een verklaring afleggen. (Verzoeker; N.o.) geeft desgevraagd aan dat gezegd werd dat hij geen aangifte kon doen, omdat N. tegen de indringers had moeten zeggen: m'n huis uit! (...) De voorzitter zegt uit de brief van (verzoeker; N.o.) te hebben opgemaakt dat de 2 agenten die bij hem binnen waren niet degenen waren die al 's middags bij het incident aanwezig waren.(Verzoeker; N.o.) bevestigt dat hij door twee hem onbekende agenten is meegenomen. Dit neemt naar zijn mening echter niet weg dat zij toch op de hoogte hadden moeten zijn van hetgeen zich die middag had afgespeeld. Naar aanleiding van de opmerking van (verzoeker; N.o.) dat de politie de zaak heeft onderschat merkt een lid van de commissie op dat het verschijnen van 5 agenten toch wel een serieuze indruk maakt. (Verzoeker; N.o.) zet daar vraagtekens bij en is van mening dat het beter was geweest als de politie direct vanaf het begin naar alle betrokkenen toe duidelijker was opgetreden."6.4. In het verslag van de hoorzitting van 13 februari 1998 is voorts onder "Horen politieambtenaar Z." onder meer het volgende opgenomen:"...De voorzitter vraagt aan Z. een toelichting te geven op de gebeurtenissen van 26 mei 1997 die kortweg kunnen worden aangeduid als: het doen van aangifte door N., het incident 's middags en het voorval 's avonds.. geeft aan dat zij een melding kreeg dat er mensen hun huis niet in durfden omdat zij werden opgewacht door de buurt. Daar aangekomen spraken zij af aan het begin van de straat te wachten. Zou de zaak uit de hand lopen, dan zouden ze direct ter plaatse gaan. De buurtgenoten raakten slaags, waarop Z. en haar collega D. erop af gingen. Ze zagen buurvrouw T. op N. afgaan en in een flits zagen ze een honkbalknuppel. Vervolgens hebben ze de strijdende partijen uit elkaar gehaald. D. ging mee met (verzoeker; N.o.) naar binnen en Z. ging naar de buren. De zaak werd gesust. In overleg met de operationeel co rdinator is afgesproken dat alle betrokken gezinnen de volgende dag aangifte zouden doen. Z. zegt voorts dat zij, eenmaal terug op het bureau, een melding kreeg dat er een raam was ingeslagen bij (de woning van verzoeker; N.o.). Van wie die afkomstig was is haar niet bekend. Zij is er met collega A. naar toe gegaan en ze hebben de woning via de achterzijde benaderd. Zij vernamen van buurtbewoners dat iemand ter behandeling naar het ziekenhuis was wegens mishandeling door (verzoeker; N.o.). Z. geeft aan dat zij vervolgens via de voorkant van het huis naar (verzoeker; N.o.) zijn gegaan en hem hebben aangehouden, waarop (verzoeker; N.o.) zei dat hij had geslagen uit zelfbehoud. Z. bevestigt desgevraagd dat (verzoeker; N.o.) werd aangehouden wegens zware mishandeling. Volgens de buurtbewoners had het voorval v r de woning en volgens (verzoeker; N.o.) in de woning plaatsgevonden. De voorzitter vraagt hoeveel politiemensen bij de aanhouding betrokken waren.Z. geeft aan dat ze met z'n drie n waren. A. en zij zijn bij (verzoeker; N.o.) naar binnengegaan en een collega bevond zich op de achtergrond..."6.5. In het verslag van de hoorzitting van 13 februari 1998 is voorts onder "Horen politieambtenaar A." onder meer het volgende opgenomen:"...A. geeft te kennen dat hij alleen maar met zijn collega was meegegaan. Met de zaak had hij zich verder niet bemoeid. Bij de achterkant van de woning aangekomen troffen ze buurtbewoners aan, die dreigende taal uitsloegen richting (verzoeker; N.o.). Zijn collega Z. en hij gingen bij (verzoeker; N.o.) naar binnen, die hun het plankje liet zien waarmee hij had geslagen omdat hij was bedreigd. (Verzoeker; N.o.) wilde de zaak uitleggen. A. brengt desgevraagd naar voren dat hij van de aanleiding en verdere omstandigheden niets weet omdat hij slechts zijdelings bij de zaak was betrokken. Een lid van de commissie brengt naar voren dat (verzoeker; N.o.) zich afvroeg waarom hij werd aangehouden, terwijl hij de politie had gebeld.A. merkt op dat (verzoeker; N.o.) geslagen had. Het feit dat je de politie belt hoeft niet te betekenen dat je slachtoffer bent. De voorzitter vraagt of A. weet waar er is geslagen.A. antwoordt dit niet te weten. Er was sprake van letsel en verder heeft hij alleen de plank gezien..."6.6. In het verslag van de hoorzitting van de klachtencommissie op 13 maart 1998 is onder "Horen politieambtenaar D.". onder meer het volgende opgenomen:"...D. geeft te kennen dat (verzoeker; N.o.) en N. op het bureau waren. N. deed aangifte terzake van mishandeling door haar buurvrouw T. (Verzoeker; N.o.) vroeg politiebegeleiding op weg naar zijn eigen woning omdat hij verwachtte dat hij door de buren zou worden opgewacht. Afgesproken was dat D. en zijn collega aan het begin van het hofje zouden wachten. Zou er een probleem zijn, dan zouden ze direct komen. D. merkt voorts op dat aan de andere kant van het hofje een schermutseling ontstond. Zijn collega Z. en hij gingen er op af. Z. haalde de beide vrouwen N. en T. uit elkaar. Een persoon liep met een voorwerp, wat een honkbalknuppel bleek te zijn. Met zijn collega heeft D. vervolgens de partijen gescheiden en elk naar zijn eigen woning geloodst. D. geeft aan dat hij met (verzoeker; N.o.) naar binnen is gegaan..."B. Standpunt van verzoeker Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder
Klacht
en naar de hiervoor onder A. Feiten opgenomen brieven van verzoeker.C. Standpunt van de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden1. Naar aanleiding van de klacht van verzoeker verzocht de Nationale ombudsman de korpsbeheerder in zijn reactie op de klacht tevens in te gaan op de volgende punten: "...Ten aanzien van de latere gebeurtenissen op 26 mei 1997:1. Is verzoeker of zijn vriendin, alvorens verzoeker werd aangehouden en meegenomen, in de gelegenheid gesteld toe te lichten waarom hij de hulp van de politie had ingeroepen? Zo neen, waarom niet?2. Is verzoeker of zijn vriendin op dat moment in de gelegenheid gesteld te vertellen wat er kort tevoren precies had plaatsgevonden? Zo neen, waarom niet?3. Indien 1. en 2. positief worden beantwoord, wat heeft verzoeker of zijn vriendin op dat moment verklaard en hoe hebben de aanwezige politieambtenaren op die mededelingen gereageerd?4. Zijn op dat moment door de aanwezige politieambtenaren in verzoekers woning beschadigingen of andere sporen geconstateerd die het gevolg konden zijn van het optreden van de betrokken buren?5. Is op dat moment door de aanwezige politieambtenaren actie ondernomen tegenover de betrokken buren en zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom is daarvan afgezien? Ten aanzien van de eerdere gebeurtenissen op 26 mei 1996, bij verzoekers woning:6. Welke actie is door de aanwezige politieambtenaren ondernomen jegens de buren die verzoeker en zijn vriendin stonden op te wachten, nadat deze buren verzoeker en zijn vriendin even later met onder andere een honkbalknuppel of een daarop gelijkend voorwerp hadden aangevallen en daarbij een videocamera hadden vernield? Indien na deze gebeurtenissen van actie jegens de buren is afgezien, waarom?7. Waarom is pas ingegrepen nadat de buren de kans hadden gekregen verzoeker en zijn vriendin aan te vallen en de videocamera te vernielen?8. Op welke afstand van de wachtende buren stonden de beide politieambtenaren toen verzoeker en zijn vriendin door de buren werden aangevallen?..."2. De korpsbeheerder antwoordde de Nationale ombudsman als volgt:"...Met betrekking tot de gestelde vragen bericht ik u het volgende. Vraag 1,2 en 3:De aanhouding vond plaats in alle rust. (Verzoeker; N.o.) was ruimschoots in de gelegenheid zijn verhaal te vertellen. Hij gaf aan, dat hij de mishandeling had gepleegd en bood aan vrijwillig mee te gaan naar het bureau. Echter door de betrokken politieambtenaar werd aangegeven dat de mishandeling formeel zou worden afgehandeld en dat (verzoeker; N.o.) formeel werd aangehouden. Hij werd om een confrontatie met buurtbewoners te voorkomen zoveel als mogelijk uit het zicht van de buurtbewoners overgebracht naar het bureau, waarna het incident werd afgehandeld op het bureau. Vraag 4:Door de betrokken politieambtenaren werden geen beschadigingen waargenomen. Vraag 5:Voor de verdere afhandeling werd gekozen om het voorval onder leiding van de groepschef van het bureau Reeuwijk, waar de wijk (...) waar de betrokkenen wonen, onder ressorteert, af te werken. Vraag 6:Voor beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar de bijlagen. In overleg met (verzoeker; N.o.), welk gesprek plaats vond in zijn woning, werd besloten dat er de volgende dag aangifte zou worden gedaan op het bureau te Reeuwijk. (Verzoeker; N.o.) toonde zich hier tevreden over. Van directe actie tegen de buren is afgezien, omdat de buurman voor behandeling naar het ziekenhuis was. Op dat moment was er sprake van meerdere aangiften, die eveneens de andere dag zouden worden afgewerkt. Vraag 7 en 8:Met (verzoeker; N.o.) was afgesproken, dat hij op enige afstand van zijn woning de komst van de politie zou afwachten. Vervolgens werd afgesproken, dat de betrokken politieambtenaren op afstand, ongeveer 60 75 meter, toezicht zouden houden op het moment, dat (verzoeker; N.o.) naar zijn woning zou gaan. Toen de schermutselingen plaatsvonden werd door de politieambtenaren ingegrepen (...). De gebeurtenissen zijn een gevolg van voortslepende problemen, waarbij door de politie meerdere pogingen zijn gedaan om tot een oplossing te komen. Dit heeft niet mogen baten. Van de gepleegde strafbare feiten zijn processen-verbaal opgemaakt. Ik acht het optreden van de betrokken politieambtenaren correct en acht zijn klachten ongegrond..."3. Bij de reactie van de korpsbeheerder was tevens een proces-verbaal van aangifte gevoegd waarin de aangifte is opgenomen die de vriendin van verzoeker, N., op 26 mei 1997 om 15.10 uur ter zake van mishandeling door mevrouw T. eerder die middag had gedaan. Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in:"Op het moment dat ik door mijn vriend weggetrokken werd kreeg ik van mevrouw T. kennelijk opzettelijk en met kracht een klap met haar hand tegen mijn rechterwang. Dit deed pijn. Hierna zijn mijn vriend en ik naar huis gegaan."4. Het bij de reactie van de korpsbeheerder gevoegde proces-verbaal van bevindingen van de politieambtenaren D. en Z. van 27 mei 1997 luidt als volgt:"...Op maandag 26 mei 1997, omstreeks 16.43 uur kregen wij, verbalisanten, van de meldkamer van de politie Hollands-Midden de opdracht te gaan naar (...), alwaar wij zouden worden opgewacht door een persoon die iets wilde vertellen over een ruzie. Ter plaatse werden wij aangesproken door (verzoeker; N.o.), (...). Hij bevond zich in een auto tezamen met zijn vriendin N., (...). (Verzoeker; N.o.) deelde ons mede dat hij naar huis wilde, doch dat hij vreesde dat er naar aanleiding van eerdere beledigingen die middag tussen zijn vriendin en de buurvrouw (...), een handgemeen zou kunnen ontstaan. Zijn verzoek was of wij toezicht wilden houden als hij naar zijn woning ging. Wij spraken met (verzoeker; N.o.) af dat hij naar huis zou rijden en dat wij (...) zouden kijken of er geen wanordelijkheden zouden plaatsvinden en dat wij tussenbeide zouden komen als er een handgemeen zou ontstaan. (...) Wij stonden hierbij op een afstand van ongeveer 60 meter van deze parkeerplaats. Wij zagen dat er gelijk een groep personen naar de auto van (verzoeker; N.o.) liep en dat er direct hierop een vechtpartij ontstond. Hierop zijn wij direct ter plaatse gegaan en hebben wij de vechtende partijen gescheiden. Hierbij heb ik, verbalisant D., uit handen van een persoon, die later bleek te zijn V., zijnde een vriend van (verzoeker; N.o.), een in papier verpakte aluminium honkbalknuppel gepakt.. deelde mij mede dat hij de knuppel had afgenomen van T. op het moment dat deze daarmee naar de auto van R. wilde lopen. Deze knuppel is ten behoeve van nader onderzoek veiliggesteld. Nadat de partijen gescheiden waren, bleek dat een videocamera van N. kapot was. Deze was bij het aanvangen van de vechtpartij op de grond gevallen. De precieze oorzaak daarvan hebben wij vanaf de plek waar wij stonden niet kunnen waarnemen. Met alle betrokkenen is de afspraak gemaakt dat de partijen op dinsdag aan het bureau van politie te Gouda zouden verschijnen voor het afleggen van een verklaring, dan wel het doen van aangifte. Als gevolg van de vechtpartij stelde de heer T., (...) zich onder behandeling van een arts. Bij hem werd een gebroken middenhandsbeentje geconstateerd..."5. Het proces-verbaal dat van de aanhouding van verzoeker door de politieambtenaren Z. en A. is opgemaakt en door hen is gesloten en ondertekend op 26 mei 1997, luidt onder meer als volgt:"Wij verbalisanten werden door de centrale politiemeldkamer te Leiderdorp naar (de straat waarin verzoeker woont; N.o.) gestuurd. Aldaar (zou; N.o.) bij een aantal woningen de ruiten ingeslagen en de inboedel in elkaar geslagen worden. Ook zou er iemand mishandeld zijn. Deze melding heeft een voorgeschiedenis. Op 26 mei 1997 omstreeks 16.45 uur hadden wij reeds eerder een melding gehad. Hier werd onze assistentie gevraagd door (verzoeker; N.o.). Hij (zou; N.o.) door buurtbewoners opgewacht worden om in elkaar geslagen te worden. Wij hebben (verzoeker; N.o.) toen begeleid naar huis en dit escaleerde in een vechtpartij, tussen zijn vrouw en een buurvrouw, ook werd een man mishandeld en liep een gebroken hand op. De ruzie werd gesust en betrokkenen zouden op 27 mei 1997 aangifte komen doen. Naar aanleiding van de melding zijn wij ter plaatse gegaan. Wij zagen dat bijna de gehele buurt op straat stond en wij verbalisanten hoorden dat (verzoeker; N.o.) iemand mishandeld had. Bij navraag ter plaatse bleek het de schoonzoon te zijn van (de buren van verzoeker; N.o.). Het slachtoffer zou met een ijzeren staaf op zijn gezicht geslagen zijn. Het slachtoffer was al vervoerd naar (...)ziekenhuis te Gouda. Hierop zijn wij verbalisanten naar de woning van (verzoeker; N.o.) gegaan. Wij belden aan en door (verzoeker; N.o.) werd de deur van zijn woning open gedaan. Wij werden vervolgens door (verzoeker; N.o.) zijn woning ingelaten. Wij deelden (verzoeker; N.o.) mede waarvoor wij kwamen en (verzoeker; N.o.) zei dat hij met ons meewilde. Hierop heb ik eerste verbalisant meegedeeld dat hij verdacht werd van zware mishandeling en dat hij aangehouden was. De verdachte ging zonder problemen met ons mee naar het bureau van politie te Gouda. Ter geleiding voor een hulpofficier van justitie, werd de verdachte onverwijld overgebracht naar het bureau van politie te Gouda. Na aankomst op genoemd bureau op maandag 26-mei-1997 te 20:05 uur, werd de verdachte op 26-mei-97 te 21:10 uur voorgeleid aan: S., inspecteur van politie Hollands Midden, Waag en Wiericke, als zodanig hulpofficier van justitie."6. Voorts was bij de reactie van de korpsbeheerder een aantal processen-verbaal gevoegd waaruit bleek dat er sinds februari 1994 sprake was van problemen tussen verzoeker en diens buren, de familie T. Het merendeel van deze problemen betrof geluidsoverlast die zou zijn veroorzaakt door verzoeker en/of zijn vriendin en de daaruit voortvloeiende irritaties bij de familie T. BEOORDELING I. Inleiding 1. In verband met een binnengekomen melding over aangerichte vernielingen begaven ambtenaren van het regionale politiekorps Hollands Midden, district Waag en Wiericke, zich op 26 mei 1997 's avonds naar de straat waarin verzoeker woont. Bij aankomst vernamen de politieambtenaren van buurtbewoners dat verzoeker iemand zou hebben mishandeld, met als gevolg dat deze zich in het ziekenhuis moest laten behandelen. Verzoeker deelde de politieambtenaren mee dat hij in zijn eigen huis door een aantal mensen was overvallen en dat hij uit angst een van de overvallers met een plankje had geslagen. De politieambtenaren gingen daarop over tot aanhouding van verzoeker en verzochten hem om mee te gaan naar het politiebureau. Verzoeker gaf aan dit verzoek gevolg.2. Eerder die dag hadden verzoeker en zijn vriendin bij de politie aangifte gedaan van mishandeling van verzoekers vriendin door een buurvrouw. Bij terugkeer van verzoeker en zijn vriendin bij hun woning werden zij opgewacht door een groep mensen, onder wie de betreffende buren. Verzoeker had daarop de hulp ingeroepen van de politie. Afgesproken werd dat de ter plaatse gekomen politieambtenaren de situatie van een afstand in de gaten zouden houden en zonodig zouden ingrijpen. Vervolgens ontstond er een vechtpartij tussen verzoeker, zijn vriendin en een vriend enerzijds en de buren en hun familieleden anderzijds. De politieambtenaren hebben daarop ingegrepen en de vechtende partijen gescheiden. Met beide partijen werd vervolgens afgesproken dat zij de volgende dag op het politiebureau aangifte konden komen doen, dan wel een verklaring konden komen afleggen. II. Ten aanzien van het aanhouden van verzoeker 1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat de politieambtenaren op 26 mei 1997 (alleen) hem als verdachte van een strafbaar hebben aangehouden en niet (tevens) de personen die hem in zijn woning hadden overvallen.2. Verzoeker stelt dat hij, toen hij en zijn gezin in hun huis werden overvallen, uit angst n van de overvallers met een plankje een klap in het gezicht heeft gegeven. Verzoeker had in verband met de overval de hulp van de politie ingeroepen. Hij had dan ook verwacht dat de politieambtenaren (ook) de daders van de overval zouden hebben aangehouden en niet (alleen) hem.3. In het proces-verbaal van aanhouding van verzoeker opgemaakt door de politieambtenaren Z. en A. op 27 mei 1997 staat vermeld dat zij naar de straat waarin verzoeker woont, waren gestuurd omdat bij een aantal woningen de ruiten zouden worden ingeslagen en de inboedel zou worden vernield. Ook zou er iemand mishandeld zijn. Tijdens de hoorzitting van de klachtencommissie op 13 februari 1998 merkte Z. echter op dat zij een melding had gekregen dat er bij de woning van verzoeker een raam was ingeslagen. Van wie de melding afkomstig was, wist zij niet. Wat hier ook van zij, eenmaal ter plaatse aangekomen, hadden de politieambtenaren van buurtbewoners vernomen dat verzoeker iemand zou hebben mishandeld en dat het slachtoffer voor behandeling naar het ziekenhuis was overgebracht. Van verzoeker hadden de politieambtenaren vervolgens vernomen dat hij inderdaad een van de mensen die zijn woning zou zijn binnengedrongen uit angst had geslagen. De politieambtenaren zijn daarop tot aanhouding van verzoeker overgegaan en hebben hem, ter voorgeleiding, meegenomen naar het politiebureau.4. Vast staat dat verzoeker vlak voor zijn aanhouding tegenover de politieambtenaren heeft erkend dat hij iemand met een plankje had geslagen. Voorts staat vast dat de politieambtenaren van buurtbewoners hadden gehoord dat het slachtoffer voor behandeling naar het ziekenhuis was overgebracht. Op het moment dat de politieambtenaren bij verzoeker aanbelden om hem om uitleg te verzoeken, waren er geen, door verzoeker als zodanig bestempelde, overvallers in de woning aanwezig. In reactie op de klacht merkte de korpsbeheerder verder op dat door de betrokken politieambtenaren in de woning van verzoeker geen beschadigingen waren waargenomen.5. Artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat als verdachte kan worden aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit (zie ACHTERGROND). Gelet op de hiervoor onder 4. weergegeven feiten kon verzoeker op zichzelf als verdachte worden aangemerkt en worden aangehouden. Het enkele feit dat een groep mensen de woning van verzoeker zou zijn binnengedrongen en dat hij zich vervolgens uit angst zou hebben verweerd, doet aan dit oordeel niet af. Echter, gelet op de gebeurtenissen die eerder die middag hadden plaatsgevonden, het feit dat het een inmiddels uit de handen gelopen burenruzie betrof en omdat verzoeker stelde dat hij in zijn huis was overvallen door een groep mensen, had van de politieambtenaren mogen worden verwacht dat zij in dit geval allereerst nadere informatie zouden hebben ingewonnen over hetgeen precies was voorgevallen bij diegenen die getuige waren geweest van het bewuste incident en bij het ziekenhuis waar het vermeende slachtoffer naar toe zou zijn gebracht. Daarbij komt nog dat van politieambtenaren mag worden verwacht dat zij niet overgaan tot het toepassen van een strafvorderlijk dwangmiddel wanneer de situatie waarmee ze worden geconfronteerd er niet (direct) om vraagt. Verzoeker had tegenover de politieambtenaren uitdrukkelijk aangegeven dat hij over hetgeen had plaatsgevonden een verklaring wilde (komen) afleggen. Verder was de politieambtenaar Z. ook aanwezig geweest bij het incident eerder die middag en wist zij dat er voor was gekozen om de volgende dag op het politiebureau verder over de uit de hand gelopen burenruzie te komen praten. Gelet op het vorenstaande was het dan ook niet redelijk dat de politieambtenaren zonder nader onderzoek direct en zonder meer tot aanhouding van verzoeker zijn overgegaan. De onderzochte gedraging is op dit onderdeel niet behoorlijk.III. . Ten aanzien van het eerdere optreden door de politie op 26 mei 19971. Verzoeker klaagt er verder over dat de politieambtenaren eerder op 26 mei 1997 onvoldoende tegen de latere overvallers zijn opgetreden. Volgens hem had een krachtdadiger optreden door de politieambtenaren de latere overval kunnen voorkomen.2. Verzoeker en zijn vriendin N. hadden op 26 mei 1997 's middags bij de politie aangifte gedaan van mishandeling van N. door de buurvrouw van verzoeker. Toen verzoeker en zijn vriendin daarna weer naar huis gingen, bleek dat een aantal mensen hen stond op te wachten. Verzoeker heeft daarop de hulp van de politie ingeroepen. Afgesproken werd dat de politieambtenaren op een afstand verzoekers thuiskomst zouden volgen. De politieambtenaren zagen vervolgens dat er een handgemeen ontstond tussen verzoeker, zijn vriendin en een vriend enerzijds en buurtbewoners en hun familieleden anderzijds. Nadat de politieambtenaren de strijdende partijen hadden weten te scheiden, werd afgesproken dat partijen de volgende dag zouden verschijnen op het politiebureau voor het afleggen van een verklaring dan wel voor het doen van aangifte.3. Uit de tijdens het onderzoek door de Nationale ombudsman overgelegde processen-verbaal is gebleken dat er sinds februari 1994 sprake was van problemen tussen verzoeker en zijn vriendin enerzijds en de buren, de familie T. anderzijds. Het merendeel van deze problemen betrof geluidoverlast die zou zijn veroorzaakt door verzoeker en/of zijn vriendin en de daaruit voortvloeiende irritaties bij de buren, de familie T. Deze burenruzie is vervolgens 26 mei 1997 's middags ge scaleerd in een handgemeen. Het is begrijpelijk en gezien de omstandigheden terecht dat de politieambtenaren er toe over zijn gegaan de strijdende partijen te scheiden en de burenruzie te sussen, en dat zij met betrokkenen de afspraak hebben gemaakt dat zij de volgende dag op het politiebureau zouden verschijnen voor het afleggen van een verklaring dan wel het doen van een aangifte. Gelet op het vorenstaande en de met betrokkenen gemaakte afspraken mochten de politieambtenaren er van uit gaan dat de zaak op dat moment was afgedaan en was een krachtdadiger optreden toen niet aan de orde. De onderzochte gedraging is op dit onderdeel behoorlijk.