Bij een invorderingsactie zijn de waardevolle spullen en het geld van een man door het Openbaar Ministerie in beslag genomen. De man heeft ook schulden bij de Belastingdienst. Omdat alles al in beslag was genomen, kon de Belastingdienst zelf geen beslag leggen om de schulden te laten betalen.
Het Openbaar Ministerie liet weten dat een deel van het geld werd vrijgegeven. De Belastingdienst vorderde dat geld op grond van artikel 19 Invorderingswet. De man is het daar niet mee eens omdat hij vindt dat zijn verzoek om uitstel van betaling ervoor zorgt dat de Belastingdienst niet mag invorderen. De Belastingdienst vindt dat er op dat moment geen verzoek tot uitstel van betaling was. De ombudsman stelde de Belastingdienst hierover een aantal vragen.
De ombudsman vindt dat de Belastingdienst het geld wel mocht invorderen op grond van artikel 19 Invorderingswet. De Belastingdienst legde uit dat er vrees was dat de belangen van de Staat geschaad zouden worden. Dit kwam door de achtergrond van de schulden van de man. En door het grote bedrag van de belastingaanslagen: ruim drie miljoen euro. De ombudsman kan de Belastingdienst hierin volgen.
De discussie over wel of geen uitstel is hierdoor niet meer relevant. Ook als uitstel was verleend mocht de ontvanger deze vordering bij het Openbaar Ministerie uitvoeren.
