Een man woont in een wijk waar met een parkeervergunning kan worden geparkeerd. De gemeente heeft parkeervergunningen afgegeven aan bewoners die net buiten het parkeervergunninggebied wonen. Volgens de man wordt juist door die bewoners veelvuldig geparkeerd op een parkeerplaats die het meest gunstig ligt ten opzichte van zijn woning. De man kan hierdoor niet meer dicht bij zijn woning parkeren. Hij geeft aan vanwege rugproblemen niet ver te kunnen lopen.
De gemeente laat weten dat uit parkeeronderzoek blijkt dat in de directe omgeving van de woning van de man op loopafstand voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Volgens de gemeente kan de man – gelet op zijn rugproblemen – laten onderzoeken of hij in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart. Daarmee heeft hij recht op een gereserveerde parkeerplaats op kenteken. Verder blijkt uit informatie van de gemeente dat met de vorige bewoners geen parkeerproblemen waren. De gemeente adviseert om als bewoners met elkaar in overleg te gaan, de situatie uit te leggen en zo samen tot afspraken te komen. Daarbij kan de man eventueel gebruik maken van buurtbemiddeling of een gesprek samen met de wijkagent.
De Nationale ombudsman vindt het juist dat de gemeente zich inspant om een oplossing te bereiken voor het parkeerprobleem. Zo kan de man laten onderzoeken of hij in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart. Daarnaast is de gemeente bereid om een gesprek tussen de bewoners op gang te brengen.
