Politie houdt onterecht man met getrokken vuurwapen aan

Brief

Een man reed met zijn auto op de snelweg. Hij zag dat een politieauto naast hem kwam rijden, daarna achter hem reed en hem een tijd volgde. De man ging daarom van de snelweg af en stopte zijn auto. De politieagenten hielden de man met getrokken vuurwapen aan.

Nadat de man was aangehouden, hoorde hij van de politieagenten dat zij een fout hadden gemaakt. Zij vertelden de man dat hij onterecht was aangehouden. Hierop is de hulpofficier van justitie ter plaatse gekomen. Na het gesprek met de hulpofficier is de man weggereden.

De man diende over de aanhouding een verzoek om schadevergoeding en een klacht in bij de politie. De man klaagde erover dat de politie hem met getrokken wapens aanhield en de handboeien werden aangelegd. Volgens de man was er sprake van etnisch profileren, omdat de politie voorafgaand aan de aanhouding langdurig in zijn auto keek en hem volgde. Ook stelde de man dat de hulpofficier niet uitlegde waarom hij was aangehouden.

De politie liet de man in reactie op zijn verzoek om schadevergoeding weten dat de aanhouding betrekking had op een signalering in verband met vuurwerkaanslagen. Het Openbaar Ministerie was vergeten de signalering in te trekken met de aanhouding tot gevolg. De politie heeft hiervoor excuses aangeboden aan de man en hem bloemen gestuurd.

De politie vond de klacht van de man ongegrond. Volgens de politie hebben de politieagenten terecht de man met getrokken wapen uit de auto gepraat. De politieagenten hebben de stappen van die uitpraatprocedure ook toegelicht. Een van de stappen is het controleren of er ook andere personen in de auto zitten. Verder heeft de hulpofficier van justitie tijdens de hoorzitting verklaard dat hij op de parkeerplaats duidelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een oude signalering over een aanslag met een vuurwerkbom.
Omdat de man het niet eens was met die reactie, diende hij een klacht in bij de Nationale ombudsman.

De politie heeft in haar reactie op het verzoek om schadevergoeding erkend dat het niet juist was dat de man nog gesignaleerd stond. En dat de man op grond van die oude signalering onterecht werd aangehouden. De ombudsman sluit zich aan bij die conclusie en vindt de klacht hierover daarom gegrond. Nu de aanhouding onterecht was, betekent dat automatisch dat ook alle daaruit voortvloeiende acties onterecht waren. Zonder de onterechte aanhouding hadden deze acties immers niet plaatsgevonden. Dat betekent dat deze vervolgacties – het aanhouden met getrokken wapens, het fouilleren en het gebruik van handboeien – onterecht hebben plaatsgevonden en alleen daarom onbehoorlijk waren.

De ombudsman vindt de klacht over etnisch profileren ongegrond. Omdat de politie de man op basis van de (onjuiste) signalering wilde aanhouden, wilde zij weten met hoeveel personen hij in de auto zat. Dat was de reden dat de politie langs de auto reed en naar binnen keek. De politie heeft de man daarna een tijd gevolgd om te wachten totdat andere collega's ook ter plaatse kwamen om hen te helpen bij de aanhouding. De ombudsman vindt deze uitleg aannemelijk en ziet geen aanleiding voor de conclusie dat zijn etniciteit een rol heeft gespeeld bij de beslissing om de man aan te houden.

Tot slot heeft de ombudsman niet kunnen vaststellen wat de hulpofficier tegen de man zei toen hij te het gesprek met de man voerde. De verklaringen hierover van de man en de hulpofficier spreken elkaar tegen. De ombudsman onthoudt zich daarom van een oordeel over zijn klacht dat de hulpofficier hem niet goed informeerde.