Een man en zijn ex-partner zijn gescheiden. Ze hebben samen een dochter en een zoon. De man moet alimentatie betalen voor hen. Dit staat ook in een uitspraak van de rechter.
De dochter woont sinds 2014 bij de ex-partner. Met de dochter gaat het niet goed. De dochter staat sinds 2019 onder toezicht. In 2022 verhuist de dochter meerdere keren. Omdat haar situatie ingewikkeld is, vraagt de jeugdbescherming de rechter om een machtiging af te geven om haar uit huis te plaatsen. Ze kan terecht bij de ouders van haar vriendje. De rechter vindt dat goed. De machtiging is geldig van 4 september 2022 tot 4 december 2022. De man hoeft voor de tijd dat zij uit huis is geplaatst geen alimentatie voor haar te betalen.
De ex-partner schakelt het LBIO in omdat de man niet alle alimentatie betaalt. Het LBIO zoekt contact met de man daarover. Tussen het LBIO en de man ontstaat een discussie over de datum van de herstart van de betaling van de alimentatie. De man vindt dat de rechter zijn dochter tot 4 december 2022 uit huis heeft geplaatst. Hij wil pas vanaf dan weer alimentatie betalen. Maar het LBIO hoorde van de jeugdbescherming dat de dochter sinds 25 november 2022 weer bij de ex-partner woont. Het LBIO vindt daarom dat de man vanaf 25 november 2022 weer alimentatie voor zijn dochter moet betalen. De man vindt dat de behandelaar bij het LBIO onterecht vertrouwt op de mededeling van de jeugdbescherming.
De Nationale ombudsman vindt het begrijpelijk dat het LBIO uit is gegaan van de datum 25 november 2022. Er is geen informatie die zegt dat de dochter op een ander moment weer bij de ex-partner is komen wonen. De man heeft uiteindelijk na aandringen van het LBIO de alimentatie betaald vanaf 25 november 2022.