Een man is het niet eens met de door de Belastingdienst opgelegde aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2017 tot en met 2019. De Belastingdienst is bij zijn vermogen uitgegaan van een vast percentage aan groei van dat vermogen. De man vindt dat de Belastingdienst uit moet gaan van de werkelijke toename van dat vermogen. Veel meer mensen vinden dat. De hoogste rechter, de Hoge Raad, heeft hem en die mensen in het gelijk gesteld.
De man had ook andere kritiek op de aanslagen inkomstenbelasting. Deze kritiek is niet op tijd opgepakt door de Belastingdienst. De man dacht dat dit bij die andere mensen wel zo was. Hij vond daarom dat hij ongelijk werd behandeld. Ook zijn klachten over het niet oppakken van de kritiek werden niet op tijd behandeld. De Belastingdienst erkent fouten te hebben gemaakt. De Belastingdienst heeft zijn klachten behandeld en is ingegaan op zijn kritiek. De Nationale ombudsman kan niet vaststellen of de man ongelijk is behandeld. De Nationale ombudsman geeft daarom geen oordeel hierover.