Een mevrouw vroeg de gemeente Alphen aan den Rijn om de gemeentebelasting niet te hoeven betalen (kwijtschelding). Iemand kan kwijtschelding krijgen als diegene te weinig inkomen en bezit (zoals een auto, of geld op bankrekeningen) heeft. Mevrouw kreeg, bij haar inkomen, elke maand een uitkering van de WUBO. Dat is een uitkering voor oorlogsslachtoffers. De gemeente telde de WUBO uitkering niet mee bij het inkomen van mevrouw. Maar de gemeente gaf haar toch geen kwijtschelding, omdat zij genoeg geld op haar bankrekeningen had om de belasting te betalen. In de wettelijke regels over kwijtschelding staat welk bedrag iemand maximaal op zijn bankrekeningen mag hebben staan (vrijstelling). Heeft iemand méér geld, dan krijgt hij geen kwijtschelding. Het is dan de bedoeling dat iemand van dat geld wel de gemeentelijke belastingen betaalt.
Mevrouw vond het niet terecht dat zij geen kwijtschelding kreeg. Het klopte wel, dat er teveel geld op haar rekeningen stond. Maar een deel van dat geld kwam van haar WUBO-uitkering. Het geld van de WUBO is bedoeld om voor oorlogsslachtoffers de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog te verzachten; en niet om de belasting van te betalen.
Via haar dochter diende mevrouw een klacht in bij de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman vond dat er redenen vóór en tegen kwijtschelding waren. Daarbij is belangrijk op welk moment mevrouw haar verzoek om kwijtschelding indiende. Mevrouw had op dat moment méér geld op haar bankrekening dan volgens de kwijtscheldingsregels mocht. Dat geld was deels afkomstig van haar WUBO-uitkering. Maar mevrouw kreeg elke maand een uitkering van de WUBO. En het was in de praktijk niet mogelijk om vast te stellen welk deel van het geld op haar bankrekeningen van de WUBO afkomstig was en welk niet.
Maar de ombudsman vindt ook dat overheidsinstanties soms van de strenge kwijtscheldingsregels af moeten wijken. Bijvoorbeeld wanneer iemand geld heeft gekregen voor een andere doel dan het betalen van de belasting.
De ombudsman vroeg de gemeente te kijken of er in dit geval een redelijke oplossing was. Om rekening te houden met de speciale situatie van mevrouw wilde de gemeente het volgende doen: het bedrag van de wettelijke vrijstelling verhogen met het bedrag dat mevrouw elke maand kreeg als WUBO-uitkering.
Maar ook als de gemeente de vrijstelling met het maandelijkse WUBO-bedrag verhoogde, had mevrouw een te hoog bedrag op haar bankrekeningen. De gemeente bleef er daarom bij dat mevrouw geen kwijtschelding kreeg. De Nationale ombudsman was het daar mee eens.