Een vader klaagt er namens zijn zoon over dat het CBR geen inzage verleent in de opgaven van het theorie-examen die zijn zoon heeft gemaakt. De zoon is gezakt. De vader meent dat het CBR als exameninstituut met een inzage kandidaten juist zou kunnen laten leren van de gemaakte fouten. Het CBR weigert inzage te geven, omdat daarmee volgens het CBR het risico bestaat dat vragen en correcte antwoorden worden doorgegeven aan anderen. Zij kunnen zich daar dan op gaan concentreren ter voorbereiding op het examen. Dit kan tot gevolg hebben dat ze slagen voor het examen zonder een goed verkeersinzicht te hebben. Kandidaten ontvangen na een afgelegd theorie-examen wel informatie over hoe zij het examen hebben gemaakt. Per onderdeel (gevaarherkenning, kennis en inzicht) zien zij hoeveel fouten er zijn gemaakt. Als ze niet zijn geslaagd, weten ze daarmee ook waar zij zich bij een herexamen op moeten richten.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de klacht niet gegrond is. Hij vindt dat de informatie die de kandidaten na het examen krijgen voldoende is. Verder begrijpt hij het standpunt van het CBR dat het verlenen van inzage het risico meebrengt dat er examenvragen en antwoorden in de openbaarheid komen. Dit kan de verkeersveiligheid in gevaar brengen, doordat kandidaten zich daar dan op gaan focussen zonder de theorie echt te kennen.