Op 9 november 2012 verbleef verzoeker overeenkomstig de omgangsregeling samen met zijn zevenjarige zoon in de woning, die hij en zijn toenmalige echtgenote deelden. Omdat hij ruzie had met zijn echtgenote, stuurde hij een sms'je naar haar dat dat hij met hun zoontje bezig was en dat zij hun zoontje wel eens nooit meer te zien zou krijgen. Verzoekers toenmalige echtgenote belde daarop de politie. Ondanks aanbellen en roepen door de politie, deed verzoeker de deur niet open. De politie was daardoor bang dat hun zoontje in levensgevaar was. Met toestemming van de echtgenote en in het kader van hulpverlening vernielde de politie de ruit van de achterdeur en trad de woning binnen. Omdat verzoeker, die een fors postuur had, verbaal agressief reageerde, een dreigende houding had en meteen op de politieambtenaren afliep, duwde de politie hem meteen op het bed en deed de handboeien om. De politie hield verzoeker aan wegens een verdenking van bedreiging. Verzoeker werd in zijn badjas en op blote voeten meegenomen naar het politiebureau. Verzoeker klaagde over het binnentreden, de aanhouding, het fysieke geweld, het boeien en het in badjas en op blote voeten meenemen.
De Nationale ombudsman verklaarde verzoekers klachten niet gegrond. De politie schond niet het vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grond- en mensenrechten worden gerespecteerd, in dit geval het huisrecht, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, het recht op persoonlijke vrijheid, het verbod op onrechtmatige vrijheidsbeneming resp. de lichamelijke integriteit.
Binnentreden: De veronderstelling dat verzoekers zoon zich mogelijk in levensgevaar bevond was, gezien de inhoud van verzoekers sms'je, gerechtvaardigd. Er was op dat moment sprake van een noodsituatie, zodat de politie zelfs zonder toestemming kon binnentreden.
Aanhouding: Gezien de inhoud van verzoekers sms'je, was er sprake van een verdenking van een strafbaar feit
Fysiek geweld: Toen de politieambtenaren de woning waren binnen gegaan en verzoeker aantroffen, was verzoeker, die (in tegenstelling tot de politieambtenaren) lang was en een fors postuur had, verbaal agressief. Hij had tevens een dreigende houding en liep op de politieambtenaren af. Er viel niet te praten met verzoeker. Snel en adequaat ingrijpen was noodzakelijk, omdat de politieambtenaren niet wisten waar verzoekers zoontje was en of alles goed ging met hem. Gelet op deze omstandigheden, mocht de politie, met name in het belang van het kind en om een eventuele worsteling en escalatie te voorkomen, verzoeker meteen op het bed duwen en hem stevig vastpakken.
Handboeiengebruik: Verzoeker, die een fors postuur had, was direct verbaal agressief, had een dreigende houding en liep op de politieambtenaren af. Er viel op dat moment niet met verzoeker te praten. Hierdoor was de kans aanwezig dat de situatie zou escaleren en dat de betrokken politieambtenaren onvoldoende overwicht zouden hebben. Bovendien wisten de politieambtenaren niet waar verzoekers zoontje, die gezien verzoekers dreigende sms'je mogelijk in levensgevaar verkeerde, was. Gelet hierop, waren er voldoende aanwijzingen op grond waarvan de betrokken politieambtenaren konden concluderen dat er sprake was van gevaar voor de veiligheid. De betrokken politieambtenaren waren daarom bevoegd om verzoeker te boeien.
Door verzoeker in badjas en op blote voeten mee te nemen schond de politie niet het behoorlijkheidsvereiste dat de overheid de burger respecteert, hem fatsoenlijk behandelt en hulpvaardig is. Verzoeker had, zoals de politieambtenaren verklaarden en niet was weersproken, zelf aangegeven dat het niet nodig was om kleding en schoenen aan te doen.