De politie heeft twee dames aangehouden wegens verdenking van winkeldiefstal. Zij klagen erover dat de politie handboeien heeft gebruikt. Een van hen klaagt er ook over dat de politie zich schuldig heeft gemaakt aan etnisch profileren voorafgaand aan de aanhouding.
De Nationale ombudsman keurde het gebruik van handboeien af, omdat onvoldoende naar voren was gekomen waar het (onmiddellijke) gevaar voor de verdachten of de politieambtenaren uit bestond dat het gebruik van boeien zou rechtvaardigen. Daarnaast vond de Nationale ombudsman het feit dat de dames onderling in een onbekende taal spraken, zenuwachtig gedrag vertoonden en het niet op de plaats bleven staan, evenmin toereikende argumenten om tot boeien over te gaan. Er waren geen andere omstandigheden, zoals weg proberen te komen op het moment van de aanhouding, verzet tegen de arrestatie, of felle discussies in een onbekende taal die aan de aanhoudingssituatie een andere lading gaven waardoor het gevaar voor vlucht of anderen reëel werd.
Van etnisch profileren door de politie was geen sprake, omdat het bijzondere en afwijkende gedrag waardoor zij in beeld kwamen door ambtenaren van de gemeente is waargenomen. Dat is de politie niet aan te rekenen. De politie is voorts na de melding de dames een winkel in gevolgd. Daar heeft de politie gedrag geconstateerd dat voldoende opvallend was om te kunnen constateren dat hier sprake is geweest van opsporingshandelingen en niet van etnisch profileren.