Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoeker maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Minister van Justitie deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten1. Op 15 januari 1997 stelde verzoeker hoger beroep in bij de Centrale Raad van Beroep tegen een beslissing van de arrondissementsrechtbank te Utrecht van 9 december 1996. Verzoeker deelde in zijn beroepschrift onder meer het volgende mee:"Door de moeilijke financi le positie kan ik geen nieuwe betalingsverplichtingen aangaan en verzoek ik u mij vrijstelling van griffierechten te verlenen."2. Bij brief van 6 februari 1997 berichtte de griffie van de Centrale Raad van Beroep aan verzoeker:"Naar aanleiding van uw verzoek deel ik u mede dat geen vrijstelling of vermindering van betaling van het verschuldigde griffierecht kan worden verleend. U dient dan ook het verschuldigde bedrag na ontvangst van de nota griffierecht zo spoedig mogelijk te voldoen."3. Op 10 april 1997 zond de afdeling Financieel-Economische Zaken van de Gerechtelijke diensten arrondissement Utrecht verzoeker een nota voor het griffierecht. Deze nota bevat onder meer de volgende tekst:"Hierbij wijs ik u erop dat voor uw (hoger) beroep een griffierecht is verschuldigd van fl. 150,00. Van dit griffierecht kan geen vrijstelling of vermindering worden verleend." De griffie van de Centrale Raad stuurde verzoeker op 7 mei 1997 een herinnering aan deze nota.4. Verzoeker verkreeg op enig moment nadat hij de afwijzende reactie van 6 februari 1997 had ontvangen via Postbus 51 de folder "Kosten van een gerechtelijke procedure" van het Ministerie van Justitie, van april 1997. Deze folder heeft de volgende opbouw met betrekking tot het griffierecht en bevat terzake, voor zover hier van belang, de volgende tekst: "Griffierecht (...) Civiel recht (...) Bestuursrecht (...) Griffierecht Bestuursrecht(...) Hoger beroepHeeft uw zaak met een uitkering te maken dan kunt u hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Het griffierecht bedraagt fl. 150,-. (...)
Strafrecht (...) Vermindering van griffierecht Hebt u een laag of gemiddeld inkomen dan kunt u in aanmerking komen voor vermindering van griffierecht. U betaalt dan 25%, 50% of 75% van de hiervoor genoemde bedragen. (...) Hebt u geen advocaat of andere rechtsbijstandverlener (bijvoorbeeld het buro voor rechtshulp) ingeschakeld en wilt u wel vermindering van griffierecht, dan moet u een verzoek schrijven aan de griffie van het gerecht waar uw zaak behandeld wordt. Met dit verzoek moet u een verklaring omtrent inkomen en vermogen meesturen. Deze verklaring kunt u halen bij uw gemeente. Bij de verklaring omtrent inkomen en vermogen vindt u meer informatie over de gang van zaken."5. Verzoeker wendde zich bij brief van 2 juni 1997 tot de Centrale Raad van Beroep. In deze brief schreef verzoeker onder meer:"Na eerder bij de Centrale Raad om vermindering van griffierecht verzocht te hebben is dit verzoek door u afgewezen. U hebt mij daarvan niet de gronden bericht. Zou u deze gronden aan mij willen meedelen? Bijgaand doe ik u toekomen een 1) Verklaring bijstandsgerechtig-den en asielzoekers (ABW, RWW, ROA) alsmede 2) de uitkeringsstrook ABW april 1997. Tevens zend ik u 3) een afschrift van een deel van de voorlichtingsbrochure van het Ministerie van Justitie aangaande dit onderwerp."6. De griffie van de Centrale Raad van Beroep berichtte verzoeker bij brief van 13 juni 1997 het volgende:"Naar aanleiding van uw brief van 2 juni 1997 deel ik u mede dat geen vrijstelling of vermindering van betaling van het griffierecht kan worden verleend. U kunt zich wenden tot het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amerongen met een verzoek om bijzondere bijstand. Dit betekent dat u het griffierecht inzake uw hoger beroep, binnen vier weken na de datum waarop op uw aanvraag om bijzondere bijstand is beslist, dient te hebben voldaan, ook als dit besluit voor u negatief mocht zijn. Ik wijs u erop dat zolang het griffierecht niet is betaald, de behandeling van uw hoger beroep wordt opgeschort." Op 8 september 1997 stuurde de griffie van de Centrale Raad van Beroep verzoeker een herinnering aan haar brief van 13 juni 1997.
. Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder
Klacht
.2. In zijn verzoekschrift deelde verzoeker voorts mee ervan uit te gaan dat de informatie in de brochure "Kosten van een gerechtelijke procedure" van het Ministerie van Justitie juist is. C. Het standpunt van de Minister van Justitie1. De Minister van Justitie reageerde bij brief van 28 oktober 1997 onder meer als volgt op de klacht van verzoeker:"De griffie van de Centrale Raad van Beroep heeft een voorlichtingsfolder waarin staat dat de procedure bij deze beroepsinstantie beheerst wordt door de Algemene wet bestuursrecht. Deze folder is aan de heer B. (verzoeker; N.o.) toegezonden bij gelegenheid van de bevestiging van de ontvangst van zijn beroepschrift. Nu echter de griffier toch een briefwisseling met de rechtzoekende moest voeren, had het aanbeveling verdiend indien hij tevens had geantwoord dat de Awb het systeem van verminderd griffierecht voor on- of minvermogenden niet kent. In dit opzicht acht ik de klacht gegrond. De opmerking van klager over de brochure "Kosten van een gerechtelijke procedure" is juist. Bij nalezen ervan constateer ik dat de passage over vermindering van griffierecht op een verkeerde plaats staat. Deze had direct onder de informatie betreffende het civielrecht moeten staan. Dit is aan de directie Voorlichting doorgegeven. Als gevolg hiervan wordt nu een herziene versie van de voorlichtingsbrochure voorbereid."2. Bij haar reactie stuurde de Minister een aan haar gerichte brief van de griffie van de Centrale Raad van Beroep van 6 oktober 1997. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:"In het beroepschrift heeft betrokkene inderdaad beargumenteerd verzocht om vrijstelling van betaling van griffierecht wegens zijn moeilijke financi le positie. Aangezien in de wettelijke bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (...) en de Beroepswet (...) niet de mogelijkheid van vrijstelling of vermindering van betaling van griffierecht is opgenomen, is afwijzend beslist op dit verzoek bij brief van 6 februari 1997.Aan betrokkene was echter voordien bij brief van 31 januari 1997, waarbij de ontvangst van zijn beroepschrift werd bevestigd, een folder van de Raad (Centrale Raad van Beroep; N.o.) toegezonden met relevante informatie over de procedure bij de Raad. In deze folder worden partijen onder de rubriek 'griffierecht' er op gewezen dat het niet mogelijk is vrijstelling van betaling van griffierecht te verlenen.(...) De door betrokkene in een later stadium van de procedure via Postbus 51 opgevraagde brochure van uw Ministerie, genaamd 'Kosten van een gerechtelijke procedure', vermeldt op pag. 10 voor wat betreft de bestuursrechtelijk procedure ten onrechte dat de mogelijkheid bestaat tot het verkrijgen van vermindering van griffierecht bij een laag of gemiddeld inkomen. Naar mij bekend is heeft de rechtbank Utrecht deze onjuiste vermelding gesignaleerd bij de Directie Voorlichting van uw Ministerie. Van de zijde van deze Directie is toegegeven dat ter zake een foutieve tekst in de brochure is opgenomen. De tekst van de brochure zou zo snel mogelijk worden aangepast. (...) Bij brief van 2 juni 1997 heeft betrokkene een herhaald verzoek om vrijstelling van betaling van griffierecht ingediend, waarbij onder meer een beroep is gedaan op het gestelde op pag. 10 van genoemde brochure van uw Ministerie. Bij brief van 13 juni 1997 is betrokkene er wederom op gewezen dat geen vrijstelling of vermindering van betaling van het griffierecht kan worden verleend maar dat hij zich ter zake eventueel kan wenden tot de gemeentelijke sociale dienst voor het verkrijgen van bijzondere bijstand.(...) Bij brief van 8 september 1997 is aan betrokkene nog een laatste termijn van twee weken gegund om het verschuldigde griffierecht te betalen. Hieraan is niet voldaan; wel heeft betrokkene bij brief van 22 september 1997 medegedeeld dat ter zake een klacht bij de Nationale ombudsman is ingediend. Hierin is aanleiding gevonden de afhandeling van de onderhavige procedure op te schorten. Achteraf beschouwd valt te betreuren dat de laatste afwijzende brief aan betrokkene niet uitvoeriger is gemotiveerd, met name door vermelding van relevante wetsbepalingen. Daarvoor past een verontschuldiging."
3. Bij haar brief van 6 oktober 1997 stuurde de griffie van de Centrale Raad van Beroep een kopie van de voorlichtingsfolder "Wat u moet weten over de procedure bij de Centrale Raad van Beroep", van mei 1997. Deze folder vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:"Inleiding (...) Dit procesrecht is voor procedures bij de Centrale Raad van Beroep te vinden in de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet.(...) Griffierecht De indiener van een beroepschrift is een griffierecht verschuldigd. De hoogte van het griffierechtbedrag is onder meer afhankelijk van de soort regelgeving. Er kan geen gehele of gedeeltelijke vrijstelling van betaling van griffierecht worden verleend. (...)". Reactie van verzoeker Verzoeker heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de verstrekte informatie.
Beoordeling
1. Verzoeker klaagt erover dat de griffie van de Centrale Raad van Beroep (verder ook: de griffie), ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe in zijn brief van 2 juni 1997, heeft verzuimd een rechtsgrond aan te geven waaruit blijkt dat vrijstelling van het verschuldigde griffierecht niet mogelijk is.2. Verzoeker vroeg de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 1997 om vrijstelling van griffierecht. De griffie wees dit verzoek op 6 februari 1997 af. Bij brief van 2 juni 1997 vroeg verzoeker om een motivering van deze afwijzing. Hij verwees hierbij naar de brochure "Kosten van een gerechtelijke procedure" van het Ministerie van Justitie, waarin in algemene bewoordingen was vermeld dat vermindering van griffierecht mogelijk was (zieBevindingen
, onder A.4).3. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de passage over vermindering van griffierecht in deze brochure op een verkeerde plaats staat, waardoor de indruk wordt gewekt dat vermindering van griffierecht – ook - in het bestuursrecht mogelijk is.Deze brochure en de voorlichtingsfolder van de Centrale Raad van Beroep bevatten derhalve tegenstrijdige informatie, hetgeen tot verwarring kan leiden. Het is dan ook begrijpelijk dat verzoeker de griffie verzocht om hem de gronden van de afwijzing mee te delen. De griffie herhaalde bij brief van 13 juni 1997 echter slechts de in haar brief van 6 februari 1997 gedane mededeling dat verzoeker niet voor vermindering van griffierecht in aanmerking kwam, en ging daarbij niet in op dit verzoek om uitleg. Dit is niet juist, zoals ook de griffie en de Minister van Justitie hebben erkend. Daarmee is de onderzochte gedraging niet behoorlijk. CONCLUSIE De klacht over de onderzochte gedraging van de griffie van de Centrale Raad van Beroep, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is gegrond. Met instemming heeft de Nationale ombudsman ervan kennis genomen dat het Ministerie van Justitie de brochure "Kosten van een gerechtelijke procedure" zal wijzigen.