Een man moest een cursus volgen bij het CBR. De beveiligster heeft meneer de toegang geweigerd omdat hij volgens haar symptomen van het coronavirus had. Meneer is het niet eens met het besluit van de beveiligster. Hij stelt dat een beveiligster geen medische conclusie mag trekken. Hij vindt dat hij door de beveiligster onbeschoft is behandeld. Ook klaagt meneer erover dat het CBR onvoldoende naar beide partijen heeft geluisterd voor het behandelen van zijn klacht.
De Nationale ombudsman vindt het redelijk dat het CBR een deurbeleid heeft om medewerkers en bezoekers te beschermen. De Nationale ombudsman begrijpt dat het CBR geen medisch onderzoek kan uitvoeren aan de deur. Dat betekent dat het CBR dus afhankelijk is van de beoordeling aan de deur. Dat kan door wat een bezoeker zelf aangeeft en zichtbare koorts- en/of verkoudheidsklachten. In een eerdere reactie schreef meneer aan het CBR dat hij de dagen ervoor koorts had. Het is voor de Nationale ombudsman waarschijnlijk dat meneer iets gezegd heeft over temperatuurverhoging tegen de beveiliger aan de deur. De Nationale ombudsman vindt het begrijpelijk dat de beveiliger door deze informatie de man de toegang heeft ontzegd. Dit deel van de klacht is ongegrond.
De Nationale ombudsman kan niet vaststellen of de manier waarop meneer te woord is gestaan, onbehoorlijk was. De ombudsman geeft daarom over dit onderdeel van de klacht geen oordeel.
Wel hebben we vast kunnen stellen dat er voldoende sprake was van hoor en wederhoor in de klachtbehandeling. Meneer heeft diverse keren over de klacht contact gehad met de klantenservice en met de klachtbehandelaar van het CBR. De Nationale ombudsman oordeelt daarom dat het CBR hem voldoende kansen heeft gegeven om te reageren.