In 2015 vindt een huiszoeking plaats in het huis van de heer Hofstee (niet de echte naam), na een melding over 'niet gemeld samenwonen'. Omdat het vermoeden bestaat van een jarenlange samenwoning volgt een strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie (OM). De heer Hofstee klaagt bij de gemeente over twee zaken die tijdens de huiszoeking gebeurden. En over iets dat ná de huiszoeking gebeurde: het lekken van vertrouwelijke informatie door een ambtenaar aan bekenden van de heer Hofstee. De gemeente verwijst de heer Hofstee naar het OM omdat zijn klachten te maken hebben met het strafrechtelijk onderzoek en stuurt de klachten door naar de hoofdofficier van justitie. Zo kan de rechter kennis nemen van zijn klachten. Na de uitspraak van de strafrechter gaat de heer Hofstee weer naar de gemeente omdat zijn derde klacht nog niet is behandeld. De gemeente geeft hierop aan dat de rechter in zijn vonnis niet heeft gezegd dat de bewuste ambtenaar iets onrechtmatigs heeft gedaan. Zij verwijst hierbij naar de wettelijke regels over klachtbehandeling en geeft aan de klacht niet te gaan behandelen.
Hierna klaagt de heer Hofstee bij de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman concludeert dat de rechter over de derde klacht niets heeft gezegd. De gemeente heeft dus onterecht deze klacht niet behandeld. De verwijzing naar de wetsartikelen klopt niet. Omdat de rechter deze gedraging niet had beoordeeld had de gemeente deze klacht dus wél moeten behandelen. Hiermee heeft de gemeente gehandeld in strijd met het vereiste van het luisteren naar de burger en in strijd met de vuistregel "Verken het probleem met de burger" uit de visie op professionele klachtbehandeling. De klacht over het niet in behandeling nemen van zijn klacht is gegrond.