2005/352

Rapport

Verzoekers, vader en zoon, wilden bij de Nederlandse ambassade te Rabat, Marokko, vóór 1 augustus 2004 een aanvraag om een mvv indienen. Dit diende voor die datum te gebeuren teneinde een tijdig beroep te kunnen doen op overgangsregeling WBV 2004/34. Verzoekers kregen van de ambassade echter eerst op 3 augustus 2004 een afspraak bij de ambassade om de aanvraag in te dienen.

Verzoekers klaagden erover dat de ambassade onvoldoende medewerking had geboden om een tijdige indiening van de mvv-aanvraag te bewerkstelligen.

De verklaringen van verzoekers en de ambassade over wat zich precies op de ambassade zou hebben afgespeeld stonden tegenover elkaar. Verzoekers stelden dat zij herhaaldelijk telefonisch danwel fysiek hadden getracht contact te leggen met de ambassade. De ambassade weersprak dit en stelde zich tevens op het standpunt dat een mvv-aanvraag niet schriftelijk, maar enkel in persoon kan worden ingediend. Wel stond vast dat verzoekers brieven van 6 en 27 juli 2004, waarin verzoekers te kennen gaven dat zij een mvv-aanvraag wilden indienen en een beroep deden op WBV 2004/34, per fax bij de ambassade waren ontvangen. De No overweegt dat de ambassade de in de brieven van 6 en 27 juli 2004 gevraagde acties ten onrechte niet had ondernomen. De brief van 27 juli 2004 viel immers aan te merken als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 Awb en de ambassade had die brief als zodanig moeten behandelen, temeer daar van de ambassade verwacht mocht worden dat zij op de hoogte was van WBV 2004/34 en dat zij bekend waren met het belang voor vreemdelingen om tijdig een mvv-aanvraag in te kunnen dienen.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat de ambassade het vereiste van fair play heeft geschonden door eerst op 3 augustus 2004 een afspraak voor het indienen van de mvv-aanvraag te maken en door de brief van 27 juli 2004 niet aan te merken als een mvv-aanvraag. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.

De No heeft er met instemming kennis van genomen dat het ambassadebeleid is aangepast in die zin dat ook schriftelijke aanvragen worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Awb en als zodanig ook worden behandeld; en dat verzoekers alsnog zijn gehoord omtrent hun bezwaarschrift, waarbij hun mvv-aanvraag alsnog is aangemerkt als ingediend vóór 1 augustus 2004.

Overig klachtonderdeel:

- door de Visadienst ten onrechte brief van 27 juli 2005 niet aanmerken als mvv-aanvraag maar die aanvraag dateren op 3 augustus 2004.

Instantie: Visadienst

Klacht:

Verzoekers brief van 27 juli 2004 niet aangemerkt als mvv-aanvraag, maar de mvv-aanvraag gedateerd op 3 augustus 2004, de dag waarop verzoeker zich in persoon heeft gemeld.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ambassade te Rabat (Marokko)

Klacht:

Verzoekers bemoeilijkt om een mvvv-aanvraag in te dienen; geen rekening gehouden met omstandigheid dat het voor verzoekers van essentieel belang was de aanvraag vóór 1 augustus 2004 in te dienen.

Oordeel:

Gegrond