Verzoekster diende in december 2004 een verzoek om advies in omtrent de afgifte van een mvv aan haar partner. Hij verbleef op dat moment rechtmatig in Nederland in afwachting van een nieuw besluit op zijn bezwaarschrift tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning.
Zij klaagde erover dat de minister van Buitenlandse Zaken negatief had geadviseerd, omdat haar partner gedurende de beoordeling van het verzoek om advies in Nederland had verbleven, en niet in het land van herkomst of bestendig verblijf.
De minister voor V&I gaf aan dat vanwege de ratio van het mvv-beleid - de overheid kan onderzoeken of de vreemdeling aan alle voor toelating gestelde voorwaarden voldeed zonder daarbij door diens aanwezigheid voor een voldongen feit te worden geplaatst - rechtmatigheid van verblijf geen reden was om af te wijken van het beleid dat deze zich ook gedurende de beoordeling van een verzoek om advies in het land van herkomst of bestendig verblijf diende te bevinden. De Nationale ombudsman kon zich vinden in die ratio, en, zoals eerder aangegeven in rapport 2005/153, in zijn algemeenheid ook in de daaruit voortvloeiende eis dat een vreemdeling zich ook ten tijde van de behandeling van het verzoek om een advies in het buitenland bevond: als de vreemdeling zich daar reeds bevond, wat doorgaans het geval zou zijn, was het redelijk om te eisen dat deze niet afreisde totdat de mvv-procedure in zijn geheel positief zou zijn afgerond. Indien echter de vreemdeling ten tijde van de behandeling van het verzoek om een advies rechtmatig in Nederland verbleef, kon, nu het met name ging om een beoordeling van de positie van de referent, niet worden ingezien dat die enkele omstandigheid tot een negatief advies zou moeten leiden. Indien immers aan de overige voorwaarden was voldaan, moest alsnog de mvv-aanvraag in het buitenland worden ingediend en aldaar worden afgewacht. In zoverre stond zijn verblijf hier niet in de weg aan de mogelijkheid te onderzoeken of werd voldaan aan alle eisen die voor toelating werden gesteld, en werd de overheid ook niet door zijn aanwezigheid voor een voldongen feit geplaatst. Dat verzoeker ten tijde van het verzoek om advies rechtmatig in Nederland verbleef, had de minister er dan ook toe moeten brengen in verzoekers geval van het beleid af te wijken. Door dat niet te doen was niet voldaan aan het redelijkheidsvereiste.