Verzoeker heeft vanaf het moment dat hij is verhuisd in 1998 onenigheid met zijn buren en hun kinderen. Er wordt glas, steen en ander afval in zijn tuin gegooid.
Verzoeker klaagt erover dat de politie in de periode van juni 2003 tot januari 2004 onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van verschillende meldingen van overlast, veroorzaakt door zijn buren.
Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman is niet gebleken dat de politie in de periode juni 2003 tot januari 2004 naar aanleiding van de meldingen van verzoeker en de buren een poging tot bemiddeling heeft ondernomen. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de politie hiermee heeft gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit.
Verder klaagt verzoeker erover dat de politie naar aanleiding van een incident op 13 januari 2004, waarbij verzoeker en zijn buren eieren naar elkaars woning hebben gegooid, wel bij verzoeker langs is geweest om hem op zijn gedrag aan te spreken, maar niet bij zijn buren.
Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman is gebleken dat er in ieder geval contact is geweest tussen de politie en de buren van verzoeker bij de melding van het incident. De politie heeft het verhaal van beide kanten aangehoord. Dat verzoeker hier niet van op de hoogte was en zelf werd doorverwezen naar de hulpverlening doet hier niet aan af. De politie heeft hiermee niet gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid.
Tot slot werd het volgende overwogen. Bij langlopende burenruzies is het van belang dat er een dossier wordt gevormd op basis waarvan de politie - en eventueel andere instanties - kan besluiten of zij actie dient te ondernemen, en zo ja, welke stappen in dat geval moeten worden genomen. Politieambtenaar Vx heeft tijdens het onderzoek verklaard dat niet van alle meldingen een mutatie wordt gemaakt. In de gegeven omstandigheden was dat niet juist.