Een man meldde het Hoogheemraadschap dat zijn buren een nieuwe beschoeiing met daar bovenop een nieuwe schutting hadden geplaatst. De schutting beperkt het uitzicht van de man. Hierop kwam een handhaver langs. Bij de man ontstond de indruk dat het Hoogheemraadschap zou gaan handhaven.
Na een tijdje stond de beschoeiing met de schutting er nog steeds. De man nam contact op met het Hoogheemraadschap. Hij kreeg toen te horen dat de buren inmiddels een vergunning hadden gekregen voor de beschoeiing. En dat de bezwaartermijn was verstreken.
De man vond dat het Hoogheemraadschap hem had moeten informeren over de vergunningaanvraag. Hij diende daarover een klacht in bij het Hoogheemraadschap. Het Hoogheemraadschap vond de klacht niet gegrond. Het Hoogheemraadschap wees de man erop dat besluiten in het Waterschapsblad worden gepubliceerd. Wel erkent het Hoogheemraadschap dat het, achteraf bezien, passender zou zijn geweest als het de man over de vergunningaanvraag had geïnformeerd.
De Nationale ombudsman toetst hier aan het vereiste van behoorlijke informatieverstrekking. Hierover heeft hij eerder rapporten geschreven. Daarin oordeelt de Nationale ombudsman dat alleen doen wat strikt juridisch verplicht is, niet altijd voldoende is. Soms moet een instantie meer doen voordat er sprake is van behoorlijke informatieverstrekking.
Voorop staat dat het de eigen verantwoordelijkheid is van een burger om tijdig bezwaar aan te tekenen tegen verleende vergunningen. Hij hoort daarom de publicaties van besluiten zelf in de gaten te houden.
In dit geval had het Hoogheemraadschap de klacht niet kunnen afdoen met alleen de vaststelling dat het beter was geweest om de man wel over de aanvraag te informeren. Door de man niet te informeren over de aanvraag kon hij geen goede invulling geven aan zijn eigen verantwoordelijkheid. Namelijk tijdig bezwaar maken tegen de verleende vergunning. De Nationale ombudsman concludeert dat het Hoogheemraadschap de klacht van verzoeker ten onrechte ongegrond vond.