De plaatsing van de bodyscan op Schiphol voor de controle op het slikken van cocaïnebolletjes heeft veel te lang geduurd. Veel tijd is verloren gegaan doordat de samenwerking tussen de betrokken ministeries niet echt van de grond kwam. Dit stelt de Nationale ombudsman, Alex Brenninkmeijer, in een rapport dat hij vandaag op Schiphol overhandigt aan vertegenwoordigers van het Ministerie van Justitie, de Koninklijke Marechaussee en de Rijksgebouwendienst.
Eind mei is op de G-pier op Schiphol een nieuw scanapparaat in gebruik genomen. Reizigers die in het kader van de 100%-controles worden verdacht van het slikken van bolletjes hoeven nu niet meer naar Schiphol-Oost overgebracht te worden om via een bodyscan hun onschuld aan te tonen. Dat scheelt reizigers, die onschuldig blijken te zijn, heel veel tijd. De plaatsing is het vervolg op een aanbeveling van de Nationale ombudsman in zijn onderzoek naar de gang van zaken bij de 100%-controles in juni 2006.
De scan zou in eerste instantie in september 2006 in gebruik worden genomen. De plaatsing werd echter steeds uitgesteld. De ombudsman heeft onderzocht waarom het veel langer duurde. Brenninkmeijer constateert dat de zwakke samenwerking tussen de drie betrokken overheidsinstanties de belangrijkste oorzaak is. Er is géén gemeenschappelijke verantwoordelijkheid ontstaan voor het op redelijke termijn realiseren van de plaatsing van de scan en soms hebben de deelbelangen van de verschillende ministeries de boventoon kunnen voeren. De berichtgeving over de datum van de plaatsing was verwarrend en onjuist. De ombudsman vindt het niet juist dat er niet gezocht is naar een tijdelijke oplossing om de hinder voor reizigers te verminderen.
Brenninkmeijer heeft zijn rapport vandaag aangeboden tijdens een werkbezoek op Schiphol aan vertegenwoordigers van de verschillende ministeries die betrokken waren bij de plaatsing.