Meneer krijgt een boete van een buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: boa) omdat hij zich niet hield aan de coronaregels. Hij is het hier niet mee eens. Ook heeft hij het gevoel dat zijn afkomst meespeelt. Iemand anders die er ook bij is, met een andere afkomst dan de zijne, krijgt namelijk een waarschuwing in plaats van een boete.
Omdat hij het niet eens is met de gang van zaken stuurt hij een brief naar zijn gemeente. Hierin legt hij uit dat hij niet tevreden is met hoe alles is gelopen. Ook geeft hij aan dat hij naar de zogenoemde lokale antidiscriminatievoorziening (hierna: adv) zal gaan. Hierop legt de gemeente uit dat ze deze procedure eerst zal afwachten en eraan mee zal werken.
Later meldt meneer zich bij de Nationale ombudsman. Hij had namelijk gehoopt op een inhoudelijke reactie van de gemeente. De Nationale ombudsman besluit daarom om zijn klacht door te sturen naar de gemeente met het verzoek deze alsnog te behandelen.
Hierna stuurt de gemeente meneer een brief. Hierin legt ze uit dat ze de klacht niet zelf inhoudelijk in behandeling had genomen, omdat hij juist had aangekondigd naar de adv te zullen gaan. Ook legt de gemeente in haar brief uit hoe hij alsnog een klacht bij de gemeente kan indienen.
De Nationale ombudsman heeft onderzocht of de gemeente genoeg heeft gedaan om erachter te komen wat meneers bedoeling was. En of de gemeente toch de klacht inhoudelijk had moeten behandelen. Iedere uiting van ongenoegen is namelijk een klacht, in de ogen van de Nationale ombudsman. En zou in theorie onderzocht moeten worden.
Maar in dit geval had meneer zelf in zijn brief aangegeven juist naar de adv te stappen. Vervolgens heeft hij dit niet daadwerkelijk gedaan. Hierdoor heeft de gemeente niets meer heeft gehoord van de adv. De Nationale ombudsman bepaalt dat dit niet de schuld van de gemeente is en verklaart de klacht van meneer ongegrond.