Verzoeker heeft een bedrijf dat bussen verhuurt. Hij verhuurde een bus met chauffeur aan partij X. De chauffeur bracht een groep personen naar een locatie. Later die dag werd verzoeker gebeld door de politie met het verzoek om de groep personen eerder te komen ophalen dan de afgesproken tijd. Het bleek te gaan om een groep voetbalsupporters. Toen de chauffeur ter plekke arriveerde, was de situatie uit de hand gelopen vanwege het gedrag van de voetbalsupporters na verlies door hun club. De politie greep in. Verzoeker gaf zijn chauffeur de opdracht om de groep supporters niet mee terug te nemen in de bus uit angst voor vernieling van zijn bus. De politie vorderde vervolgens bij verzoeker de bus om de groep personen terug te vervoeren. Volgens verzoeker heeft de politie bij de vordering van zijn bus mondeling toegezegd dat de eventuele schade voor rekening van de politie zou komen. Hierop heeft verzoeker ingestemd met het terug vervoeren van de groep personen. De voetbalsupporters hadden voor ongeveer € 6500 aan schade aangericht in de bus. Verzoeker deed op 24 november 2016 aangifte tegen de supporters van vernieling maar deze werd geseponeerd. De politie wees verzoekers claim om de schade te betalen af.
Verzoeker klaagt er in dit verband over dat de politie de toezegging om de schade als gevolg van het vorderen van de bus te betalen, niet is nagekomen.
De politiechef stelde in het onderzoek van de ombudsman dat er feitelijk niet was ingevorderd en de politie dus niet aansprakelijk is. De ombudsman begrijpt na zijn onderzoek dat verzoeker dacht geen andere keuze te hebben dan de supporters terug te (laten) vervoeren met zijn bus. Op dat moment, in die hectiek en gelet op die mededelingen over het vorderen van de bus, mocht verzoeker ervan uitgaan dat zijn bus door de politie was gevorderd. De ombudsman kan echter niet vaststellen dat de politie toezeggingen heeft gedaan om de eventuele schade te vergoeden en komt op dit punt tot geen oordeel over de klacht.
De ombudsman vindt dat hiermee niet alles is gezegd. De ombudsman heeft daarom uit eigen beweging het onderzoek uitgebreid naar de vraag of de politie op een behoorlijke wijze is omgegaan met verzoekers claim.
Vanuit het burgerperspectief bekeken mocht verzoeker erop vertrouwen dat de politie na de vordering van zijn bus de eventuele schade zou gaan vergoeden dan wel een oplossing hiervoor zou bieden. De ombudsman vindt dat de politie heeft gehandeld in strijd met het vereiste van een coulante opstelling, door zich formeel op te stellen, geen oog te hebben voor de positie waarin verzoeker zich bevindt en niet te kijken naar mogelijkheden om hem (verder) te helpen.
Vereiste van een coulante opstelling: niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman doet de politie de aanbeveling om binnen zes weken vanuit een coulante opstelling te kijken naar mogelijkheden om verzoeker te helpen met zijn schade en te komen met een passende oplossing.