Verzoeker ontvangt begin en eind 2016 een op naam gestelde brief. Die brieven zijn hem gestuurd nadat de gemeente daarvoor persoonsgegevens uit de BRP heeft verstrekt. Hij is het daar niet mee eens en dient in beide gevallen een klacht in. De gemeente verklaart zijn klachten gegrond en belooft verbetering. Maar ondanks zijn vragen daarover wordt niet duidelijk wat er precies is gebeurd. Verzoeker klaagt er bij de ombudsman over dat de gemeente onvoldoende duidelijk heeft gemaakt aan wie, welke persoonsgegevens zijn verstrekt en op welke gronden dat is gebeurd.
Een gemeente die persoonsgegevens verstrekt uit de BRP moet daarover (op verzoek) aan een burger duidelijkheid kunnen geven, vindt de ombudsman. Dat kon de gemeente hier aanvankelijk niet; pas tijdens het onderzoek van de ombudsman is meer duidelijkheid verstrekt. Verder moet de gemeente bij de gegevensverstrekking de regels van de privacywetgeving naleven voor zover die van toepassing zijn. Ook dat heeft de gemeente hier niet gedaan. Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat er in een van beide gevallen voor de gegevensverstrekking geen wettelijke grondslag was. En de gemeente heeft het BSN verstrekt aan een derde en dat mag op grond van de Wet BRP in geen geval. De gemeente heeft in deze zaak dus niet behoorlijk gehandeld.
De ombudsman laat zich in deze zaak niet uit over onder meer de noodzaak van de gegevensverstrekkingen. Het is aan de gemeenteraad om bij de totstandkoming van de gemeentelijke regelgeving daarover afwegingen maken. De wetgever heeft gemeenten namelijk de vrijheid gegeven om binnen de kaders van de wet zelf de gegevensverstrekking uit de BRP aan overheidsorganen en derden verder te regelen.