Mevrouw C. is uitgevallen wegens ziekte en heeft een verschil van mening met haar werkgever over de vraag of zij haar werk weer kan gaan doen. De werkgever vraagt bij het UWV een deskundigenoordeel aan. Dat oordeel ziet vooral op de vraag of bij mevrouw C. op de datum waarom het nu gaat, 8 december 2016, sprake was van een situatie van 'geen benutbare mogelijkheden'.
De verzekeringsarts van het UWV is, anders dan de bedrijfsarts van werkgever, van oordeel dat bij mevrouw C. geen sprake is van 'geen benutbare mogelijkheden' en dat dat ook op 8 december 2016 al niet zo was. De werkgever zal nu met de bedrijfsarts moeten vaststellen welke mogelijkheden er zijn om mevrouw C. werk aan te bieden dat past bij haar beperkingen.
Mevrouw C. is hiermee niet eens; zij is van mening dat zij niet kan werken, ook niet in aangepast werk.
Voor de Nationale ombudsman is het medisch oordeel van de verzekeringsarts een gegeven. Hij laat zich daarom niet uit over de vraag of zij al dan niet terecht tot de conclusie is gekomen dat een situatie van 'geen benutbare mogelijkheden' zich in het geval van mevrouw C. niet voordoet.
Wel gaat hij nader in op het begrip 'geen benutbare mogelijkheden' en welke rol dat naar zijn oordeel in deze zaak heeft gespeeld.
Ook laat hij zich uit over de vraag of mevrouw C. door de verzekeringsarts bij het tot stand komen van het oordeel betrokken had moeten worden. Hij komt tot het oordeel dat dat niet het geval was.
Motiveringsvereiste; niet gegrond.