Er vond een inval in verzoekers woning plaats door het AT (arrestatieteam), waarbij de voordeur van verzoekers woning werd geforceerd en verzoeker werd aangehouden. Tijdens de aanhouding bleek dat verzoeker gewond was geraakt. Zijn pink was gebroken, bloedde hevig en hing er aan een velletje bij. Verzoeker werd met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht, waar hij werd behandeld. Vervolgens werd verzoeker overgebracht naar het politiebureau. De volgende dag ging hij opnieuw naar het ziekenhuis en toen bleek dat zijn pink moest worden geamputeerd.
Verzoeker klaagt er onder meer over dat het AT disproportioneel geweld heeft gebruikten doordat een AT-er met grote kracht op zijn vinger heeft gestaan, waardoor zijn pink gewond raakte en uiteindelijk geamputeerd moest worden.
Uit verzoekers verklaring is gebleken dat verzoeker niet heeft gevoeld dat een AT-er op zijn hand is gaan staan, maar volgens verzoeker kan dit de enige oorzaak van het letsel zijn. De ombudsman maakt hieruit op dat verzoeker achteraf heeft gereconstrueerd hoe het letsel kan zijn ontstaan.
De ombudsman heeft informatie ingewonnen bij de arts die verzoeker op de eerste hulp heeft behandeld, maar de arts heeft geen duidelijkheid kunnen geven over het ontstaan van het letsel. De ombudsman heeft ook verder geen bevestiging gekregen voor de stelling dat een AT-er op verzoekers vinger is gaan staan. AT-er X (die het zou betreffen) heeft verklaard dat hij zeker weet dat hij niet op verzoekers hand is gaan staan omdat hij de handen van een verdachte wil zien, aangezien deze een risico vormen. De ombudsman acht deze verklaring plausibel. Uit het proces-verbaal van politieambtenaar C. blijkt bovendien dat verzoeker bij de eerste hulp heeft gezegd dat hij niet wist hoe het letsel was ontstaan. Gelet op de verklaring van AT-er X én het feit dat verzoeker zich niet bewust is van het moment dat het letsel is ontstaan en is gaan zoeken naar een verklaring voor het ontstaan van het letsel, acht de ombudsman het onvoldoende aannemelijk dat AT-er X daadwerkelijk op verzoekers hand is gaan staan.
Ook verder is niet gebleken dat het letsel is ontstaan door disproportioneel geweld van het AT.
Het AT heeft het recht op onaantastbaarheid van het lichaam voldoende gerespecteerd.
De klacht dat het AT niet direct medische zorg heeft verleend is eveneens niet gegrond.