Op 13 maart 2014 heeft de Nationale ombudsman een klacht ontvangen van de heer Blok1 over de Universiteit Utrecht (UU) en over het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit(LOWI). Hij klaagt over de gang van zaken tijdens het onderzoek naar zijn wetenschappelijke integriteit. De UU is op basis van het onderzoek tot een voorlopig oordeel gekomen. Daarover hebben zowel de twee wetenschappers die geklaagd hadden, als de heer Blok zich tot het LOWI gewend. Het LOWI heeft de klachten van de twee wetenschappers gegrond verklaard en de klachten van de heer Blok ongegrond verklaard. Vervolgens is de UU tot het oordeel gekomen dat de heer Blok in strijd met de wetenschappelijke integriteit heeft gehandeld.
De Nationale ombudsman heeft de klachten onderzocht vanuit het oogpunt van behoorlijke omgang met de burger. Hij ziet het in dit dossier niet als zijn taak om uitspraken te doen over het besluit van het bestuur van de Universiteit en/of het LOWI en de onderliggende motivering. In dat kader is het belangrijk om te vermelden dat - gelet op een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam2 - de Nationale ombudsman zich niet bevoegd acht in klachten over het LOWI. Het LOWI heeft aangegeven in dit onderzoek vrijwillig mee te willen werken.
De Nationale ombudsman weet dat een onderzoek naar wetenschappelijke integriteit belangen van zowel individuele wetenschappers als wetenschappelijke (overheids)instituten raakt. Een individuele wetenschapper heeft daarbij een kwetsbare positie. Om die reden vindt de Nationale ombudsman het belangrijk dat de overheden en instituten met een overheidstaak bij integriteitsonderzoeken zeer zorgvuldig omgaan met de individuele wetenschapper die onderwerp is van het onderzoek, en dat zij aandacht hebben voor zijn positie en belang.
Behoorlijke omgang met de burger houdt in dit dossier in dat de Universiteit Utrecht en het LOWI de heer Blok de mogelijkheid moeten geven om tijdens het onderzoek naar zijn wetenschappelijke integriteit zijn procedurele kansen te benutten en daarbij moeten zorgen voor een eerlijke en transparante gang van zaken.
De UU en het LOWI dienen daartoe de heer Blok alle informatie te geven over handelingen en besluiten die de belangen van de heer Blok kunnen raken. De UU en het LOWI moeten de heer Blok de gelegenheid geven zijn standpunt en daarbij horende feiten naar voren te brengen en te verdedigen en het daaraan tegenovergestelde standpunt te bestrijden (hoor en wederhoor). De UU en het LOWI dienen actief informatie te geven over de procedurele mogelijkheden die de heer Blok kan benutten, en moeten de heer Blok duidelijk maken waarom ze bepaalde dingen doen. Kortom: de Universiteit Utrecht en het LOWI moeten een onderzoek realiseren waarbij zij fair play voor de burger borgen.
Met deze noties heeft de Nationale ombudsman naar de gang van zaken zoals beschreven in het verslag van bevindingen, gekeken.
Hij heeft daarbij vastgesteld dat de Universiteit Utrecht op een aantal punten niet transparant is geweest. Zo heeft de UU niet toegelicht hoe ze de experts heeft gekozen en heeft ze de heer Blok tijdens het proces niet op de hoogte gehouden van haar correspondentie met deze experts.
Op een aantal punten heeft de Universiteit de heer Blok niet de kans heeft gegeven om zijn procedurele kansen te benutten, waar hij dat wel had mogen verwachten. Met name heeft de UU de heer Blok tijdens het onderzoek niet geïnformeerd over de aard en omvang van de klacht en heeft ze het vervolgonderzoek door een afhankelijke en anonieme technische commissie laten uitvoeren.
Verder heeft de Nationale ombudsman vastgesteld dat het LOWI de heer Blok niet zorgvuldig heeft geïnformeerd en betrokken bij zijn hoorzittingen. En dat het LOWI in een van de klachten de heer Blok niet de procedurele mogelijkheden heeft geboden die passen bij de positie en belang van degene wiens wetenschappelijke integriteit in het onderzoek ter discussie staat.
Alles bij elkaar genomen komt de Nationale ombudsman tot de conclusie dat de klachten over de onderzochte gedragingen van de Universiteit Utrecht en het Landelijke Orgaan Wetenschappelijke Integriteit zijn gegrond wegens strijd met het vereiste van fair-play.