Een werk gever wordt gevraagd op het salaris van zijn werknemer een bedrag (bestuursrechtelijke premie) in te houden en maandelijks af te dragen aan het Zorginstituut. Na negen maanden ontvangt de werkgever een aanmaning omdat hij niet aan het Zorginstituut heeft betaald.
De werkgever klaagt erover dat hij niet wist dat hij op het salaris van zijn werknemer moest inhouden en aan het Zorginstituut moest betalen. Omdat hij niet wist van het verzoek om in te houden, kon hij onmogelijk aan het verzoek voldoen. Met name de beslissing dat de werkgever de hele periode de bestuursrechtelijke premie moest voldoen, terwijl hij niet op de hoogte was en hij gedurende acht maanden ook geen herinnering had ontvangen, was voor de werkgever onacceptabel. Uit coulance stelde de werkgever voor de eerste twee termijnen voor zijn rekening te nemen. De overige termijnen zouden volgens de werkgever voor rekening van het Zorginstituut moeten komen of zouden door het Zorginstituut rechtstreeks verhaald moeten worden op de werknemer van de werkgever.
Het Zorginstituut erkent dat de werkgever pas laat een herinnering heeft gekregen. Terugkijkend had dit volgens het Zorginstituut niet zo mogen gebeuren.
Het Zorginstituut had volgens de ombudsman een coulante houding behoren aan te nemen en zich meer in de werkgever moeten verplaatsen. De puur juridische bril waarmee de klacht werd beoordeeld, past daar niet bij. Het Zorginstituut had oog moeten hebben voor de late herinnering en bij zichzelf moeten nagaan waarom deze zo laat verstuurd was. Nu dit te wijten was aan een systeemfout, vindt de ombudsman het niet acceptabel dat de werkgever hiervoor volledig de rekening gepresenteerd krijgt. Het financieel nadeel dat de werkgever heeft geleden betreft de maandelijkse bestuursrechtelijke premie en ziet op de periode dat het Zorginstituut normaliter (in de regel acht weken na de aanschrijving) een herinnering zou hebben verstuurd tot de datum waarop het Zorginstituut in dit geval de herinnering heeft verstuurd.
De klacht over de onderzochte gedraging van het Zorginstituut is gegrond, wegens schending van het vereiste van coulante opstelling.
Het Zorginstituut wordt in overweging gegeven om de werkgever uit coulance voor een deel financieel tegemoet te komen door in te gaan op het voorstel van de werkgever om slechts twee maanden bestuursrechtelijke premie voor zijn rekening te laten komen.