Toen verzoekster en haar partner uit elkaar gingen gaven ze dat ook door aan de SVB. Ze wilden ieder de helft van de kinderbijslag ontvangen en dat werd zo geregeld. Zo'n vier jaar later pas ontdekte verzoekster dat zij al die jaren ook kindgebonden budget had kunnen krijgen. Dan had zij wel de aanvraagster van de kinderbijslag moeten zijn en dat was niet zij, maar haar ex.
Ze vond dat de SVB haar hierover destijds had moeten informeren; de SVB had dat echter niet gedaan. De informatieverstrekking hierover was nadien wel gewijzigd, maar daar had verzoekster natuurlijk niets aan.
De Nationale ombudsman stelde vast dat tussen het recht op kinderbijslag en het recht op kindgebonden budget een nauwe relatie bestaat. Om recht te hebben op het kindgebonden budget moet in beginsel ook recht bestaan op kinderbijslag. Als iemand voor het eerst kinderbijslag aanvraagt informeert de SVB hem daar ook over. Ook zorgt de SVB er dan voor dat de Belastingdienst wordt geïnformeerd. De Belastingdienst stelt vervolgens vast of er daadwerkelijk recht op kindgebonden budget bestaat; onder meer de hoogte van het inkomen is daarvoor ook van belang. De ouder kan ook zelf een aanvraag doen bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Op grond van de Wet op het kindgebonden budget wordt het kindgebonden budget betaald aan de ouder die als aanvrager van de kinderbijslag heeft te gelden.
In 2010, toen verzoekster en haar partner gingen scheiden, verstrekte de SVB via het formulier 'wijziging gezinssituatie' nog geen informatie over het kindgebonden budget en de relatie tussen dit budget en de kinderbijslag. De SVB stelt zich op het standpunt dat dat ook niet zijn verantwoordelijkheid was; de Belastingdienst voert deze regeling uit.
De Nationale ombudsman kon de SVB hierin niet volgen. Gezien de nauwe relatie tussen deze regeling en het recht op kinderbijslag en gezien het feit dat de SVB ook een actieve rol vervult in de aanvraag van het kindgebonden budget, lag het ook toen al op de weg van de SVB om burgers hierover actief te informeren. Dat de SVB dat inmiddels wel doet is prettig, maar niet meer dan vanzelfsprekend. Dat hiernaast van burgers ook mag worden verwacht dat zij zelf op zoek gaan naar relevante informatie, doet hieraan niet af.
Wat de situatie van mevrouw Baan betreft: het is begrijpelijk dat zij, zoals zij aangaf, rond de echtscheiding in 2009/2010 niet direct zicht zal hebben gehad op alles wat geregeld moest worden. Zij wendde zich echter pas in 2014 tot de Belastingdienst en de SVB voor informatie over het kindgebonden budget. De Nationale ombudsman achtte het daarom niet redelijk dat een terugwerkende kracht tot oktober 2009 zou moeten worden toegepast. Wel was hij van oordeel dat de SVB meer voor mevrouw Baan moet doen dan wat tot nu toe is gebeurd, door te onderzoeken of een jaar terugwerkende kracht te realiseren is. Hij zag dan ook aanleiding om aan dit rapport een aanbeveling te verbinden.
De gedraging is niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman gaf de SVB in overweging om, in onderling overleg met alle betrokkenen, te zoeken naar een goede oplossing.