Samenvatting
Hans huurt een woning van zijn broer. Politieambtenaren van de Eenheid Limburg zijn in de woning van Hans binnengetreden vanwege het vermoeden van de aanwezigheid van een hennepkwekerij. Zij hebben daartoe de voordeur geforceerd. In de woning werd geen hennepkwekerij aangetroffen.
Hans heeft de politie verzocht de schade aan zijn voordeur te vergoeden. De politie heeft dit verzoek afgewezen.
Hans klaagt erover dat de politie zijn verzoek om schadevergoeding heeft afgewezen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat er onvoldoende concrete feiten en omstandigheden waren om een vermoeden van overtreding van de Opiumwet aan te nemen, aangezien de politie onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat de anonieme meldingen voldoende concreet en specifiek waren en de uitgevoerde blokmeting betrekking had op twaalf woningen. De politie is dus onterecht de woning binnengetreden. Er waren naar het oordeel van de ombudsman wel degelijk gronden om tot het vergoeden van de schade over te gaan. Het feit dat de deur (volgens de politie) reeds beschadigd zou zijn geweest voordat tot het forceren ervan werd overgegaan, doet daaraan niet af, temeer niet nu de politie hiervan geen enkel bewijs heeft vastgelegd.
De politie heeft het redelijkheidsvereiste geschonden.
De Nationale ombudsman heeft de politiechef in overweging gegeven om de beslissing op het verzoek om schadevergoeding te heroverwegen.
Deze naam is gefingeerd.
