Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Kenia. In 2011 loopt het huwelijk stuk met zijn Keniase echtgenote. Zij doet uit wraak bij de politie aangifte tegen hem van brandstichting en illegaal verblijf. Zij heeft zijn Nederlandse paspoort weggenomen. Verzoeker wordt gearresteerd en gedetineerd. Een kennis meldt dit bij de Nederlandse ambassade in Nairobi. Na acht dagen komt verzoeker op borgtocht vrij. Na onderzoek legt de officier van justitie de zaak voor aan de rechtbank. De procedure wordt steeds aangehouden. Verzoeker heeft tal van problemen. Omdat hij zijn paspoort niet heeft waarin zijn verblijfsvisum staat, kan hij niet werken. Hij is ziek en heeft geen ziektekostenverzekering meer omdat hij geen geld heeft. Omdat hij geen geld heeft kan hij geen advocaat betalen. Hij heeft regelmatig contact met de ambassade en bespreekt zijn problemen. Toch heeft hij niet het geval dat hij daadwerkelijk wordt geholpen. Daarom klaagt hij bij de Nationale ombudsman. Hij klaagt erover dat: de ambassade tijdens zijn detentie en gedurende het strafproces hem onvoldoende heeft bezocht en niet vaak genoeg contact heeft onderhouden. Ook klaagt hij erover dat de ambassade hem onvoldoende steun heeft geboden bij het verkrijgen van financiële bijstand, bijstand van een advocaat en tolk. Tenslotte klaagt hij erover dat er geen vertrouwensadvocaat is ingeschakeld door de ambassade. De Nationale ombudsman komt aan de hand van het onderzoek tot het oordeel dat de ambassade bij het onderhouden van contact met verzoeker niet in strijd heeft gehandeld met het vereiste van het leveren van maatwerk. Ten aanzien van het verlenen van financiële en andere bijstand dat in strijd is gehandeld met het vereiste van goede informatievoorziening. Daadwerkelijke informatie over gefinancierde rechtshulp en bijstand van een tolk kwam pas na lang aandringen en interventie van de Nationale ombudsman. Het HBBZ had eerder en duidelijker moeten worden uitgelegd. Bij het ontbreken van bijstand van een advocaat en een tolk ligt er wel degelijk een taak voor de ambassade. Over financiële bijstand was de ambassade wel snel duidelijk en legde zelf vrij snel contact met familie in Nederland. Het was echter al voorzienbaar dat de geldstroom zou afnemen, hierop had de ambassade kunnen specificeren.
Ook de klacht ten aan zien van het inschakelen van een vertrouwensarts achtte de Nationale ombudsman gegrond wegens strijd met het vereiste van voortvarendheid. De advocaat had eerder kunnen worden ingeschakeld en de ambassade had het resultaat eerder aan verzoeker kunnen worden meegedeeld.