Verzoeker wil graag Nederlander worden en vraagt om naturalisatie. Van de gemeente ontvangt hij positief bericht en een uitnodiging voor een naturalisatieceremonie. In de uitnodiging legt de gemeente uit dat de Nederlandse nationaliteit pas ingaat nadat een uittreksel van het besluit aan verzoeker is uitgereikt en dat het daarom belangrijk is dat hij aanwezig is op de ceremonie.
Ondertussen is verzoeker in de gevangenis terecht gekomen. Om bij de ceremonie aanwezig te kunnen zijn, moet verzoeker bij de gevangenis om verlof vragen. Dit doet hij. Op de dag van de ceremonie krijgt verzoeker te horen dat hij geen verlof krijgt. Daar is verzoeker het niet mee eens en hij gaat daartegen in beroep. In beroep wordt beslist dat de motivering van de afwijzing niet klopt. Maar dan is het al te laat voor verzoeker. Kort na de ceremonie verviel het besluit.
De advocaat van verzoeker legt de zaak voor aan de staatssecretaris van justitie en veiligheid en vraagt om ervoor te zorgen dat verzoeker alsnog Nederlander wordt. Op deze brief reageert de staatssecretaris niet. Pas na inschakeling van de Nationale ombudsman wordt gereageerd op de brief van de advocaat. De staatssecretaris laat weten dat de wet geen mogelijkheid biedt om verzoeker alsnog Nederlander te laten worden. De staatssecretaris wil wel de leges terugbetalen.
Verzoeker klaagt erover dat de staatssecretaris in eerste instantie niet reageerde op de brief van zijn advocaat. Verder klaagt verzoeker dat de staatssecretaris er niet voor heeft gezorgd dat hij alsnog Nederlander kon worden.
De Nationale ombudsman vindt dat de staatssecretaris door niet te reageren op de brief van de advocaat in strijd heeft gehandeld met het vereiste van voortvarendheid.
De reactie die de staatssecretaris vervolgens heeft gegeven, voldoet aan het redelijkheidsvereiste.
Het aanbod om leges terug te betalen vindt de Nationale ombudsman een passend gebaar.