Verzoekster, een productiebedrijf met 14 werknemers, vroeg een ontslagvergunning aan voor een werkneemster. Voordat het UWV de aanvraag in behandeling nam, moest zij een aantal gegevens verstrekken en vragen beantwoorden. Na ontvangst van haar aanvulling stuurde het UWV de aanvraag voor verweer naar de werkneemster. Omdat het UWV zich na het verweer voldoende geïnformeerd vond, nam het een beslissing. De vergunning werd geweigerd omdat verzoekster de bedrijfseconomische noodzaak voor het ontslag niet aannemelijk had gemaakt.
Verzoekster dacht dat het UWV de beslissing vooral gebaseerd had op onwaarheden van de kant van de werkneemster en zij voerde in een klachtprocedure alsnog een aantal argumenten aan waarom de vergunning wel verleend had moeten worden.
Het UWV oordeelde dat zij daar te laat mee kwam, die argumenten had ze bij de aanvraag of de aanvulling moeten geven. Niet het verweer van de werkneemster had het UWV tot de conclusie gebracht dat de vergunning niet verleend kon worden, maar de informatie die verzoekster zelf had verstrekt.
Bij de Nationale ombudsman klaagde verzoekster er over dat het UWV onvoldoende informatie had ingewonnen om te kunnen beslissen. Ze vond de beslissing ook niet goed gemotiveerd.
De Nationale ombudsman oordeelt dat het aan verzoekster was om haar ontslagaanvraag met alle beschikbare argumenten te onderbouwen. Het UWV hoeft geen informatie te blijven verzamelen totdat een vergunning verleend kan worden. Als beide partijen de gelegenheid hebben gehad om hun standpunten naar voren te brengen en er voldoende informatie is om een gemotiveerde beslissing te kunnen nemen, dan moet het UWV beslissen. De Nationale ombudsman vindt dat het UWV zich voldoende heeft geïnformeerd om tot besluitvorming over te kunnen gaan.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de beslissing om geen vergunning te verlenen voldoende gemotiveerd was.