Verzoeker heeft een functiebeperking, waarvan autisme een onderdeel is. Hij ontvangt zorg en dient daarvoor aan het CAK een eigen bijdrage Zorg met Verblijf (ZmV) te betalen. Verzoeker verzocht het CAK om een peiljaarverlegging voor het jaar 2008 omdat in 2007 zijn inkomen significant gedaald was. De peiljaarverlegging liet echter lang op zich wachten en werd pas op 4 januari 2013 doorgevoerd.
Verzoeker was van mening dat hij de vordering van het CAK over 2008 niet meer hoefde te betalen, omdat hij niet vóór 30 november 2009 een factuur van het CAK ontvangen zou hebben voor deze bijdrage en het CAK op de eigen website gemeld zou hebben dat zijn betalingsplicht in dat geval verviel.
Verzoeker klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat het CAK onvoldoende klantgericht te werk is gegaan bij het innen van de eigen bijdrage zorg met verblijf.
Hij klaagt er met name over dat:
- het CAK zijn verzoek om peiljaarverlegging te laat heeft afgewikkeld en hem te laat een factuur heeft toegezonden;
- voor een vordering op hem een incassobureau inschakelde zonder zijn vragen over die invordering te beantwoorden.
Het CAK erkende dat het de door verzoeker aangevraagde peiljaarverlegging te laat heeft doorgevoerd vanwege een storing in de verwerking van de door het UWV aangeleverde gegevens. Het laat doorvoeren van de peiljaarverlegging is in strijd met het vereiste van voortvarendheid.
Wat betreft de klacht van verzoeker dat het CAK het recht op invordering van vóór
1 januari 2009 had verspeeld omdat het hem pas na 30 november 2009 een factuur hiervoor zou hebben gezonden, ziet de Nationale ombudsman dat het CAK op 7 november 2007 reeds een beschikking aan verzoeker heeft gestuurd waarin het de hoogte van de eigen bijdrage voor 2008 vaststelde.Daarnaast heeft het CAK aangetoond dat het op 30 augustus 2008 en op 14 juli 2009 facturen over de eigen bijdrage voor 2008 heeft gestuurd aan verzoeker. Het CAK heeft daarom naar het oordeel van de Nationale ombudsman voldoende tijdig een factuur gestuurd.
Het CAK heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het verzoeker een aantal maal heeft gewaarschuwd dat hij de vordering diende te betalen en dat het niet voldoen van de vordering uiteindelijk zou leiden tot het inschakelen van een incassobureau door het CAK. Het CAK heeft verzoeker in 2009 en 2011 een betalingsregeling aangeboden en geadviseerd dat verzoeker alvast een deel van de openstaande vordering zou betalen, maar verzoeker ging daar niet op in. Het feit dat verzoeker informatie vroeg aan het CAK ontsloeg hem niet van de plicht om de openstaande vordering te betalen. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
De bedragen die het CAK in deze zaak vorderde waren juist, maar het kostte het CAK veel moeite om een goed overzicht van de vordering op te stellen en het kostte verzoeker en de Nationale ombudsman veel moeite om inzicht in de vordering te verkrijgen. De Nationale ombudsman heeft met instemming kennisgenomen dat het CAK heeft voorgesteld om twee derde deel van het openstaande bedrag ten aanzien van 2008 niet meer in te vorderen.