Verzoekers klagen over de gang van zaken en informatieverstrekking met betrekking tot het wel/niet aftrekbaar zijn van kosten voor een monumentpand en de verschillen in behandeling van verzoekers en medebewoners. Onderdeel hiervan is de wijze van beoordeling van een verzoek om ambtshalve vermindering inkomstenbelasting 2005.
De Belastingdienst heeft nagelaten haar organisatie en administratie dusdanig in te richten dat alle bewoners van het monumentpand op hetzelfde tijdstip over gelijke informatie beschikten met betrekking tot de aftrekbaarheid van onderhoudskosten. De interne communicatie bij de Belastingdienst is immers pas in de tweede helft van 2008 op gang gekomen nadat van verschillen in behandeling bij belastingplichtigen in een gelijke situatie was gebleken. Door niet tijdig en niet volledige informatie te verstrekken is een ongelijkheid ontstaan die achteraf door de Belastingdienst wordt toegeschreven aan de feitelijk verschillende juridische stand van zaken (aangifte, aanslag, verzoek ambtshalve vermindering). Hiermee is het vereiste van een goede organisatie geschonden.
De belastingdienst beroept zich er op dat de uitspraak van het Gerechtshof in de zaak van verzoekers nieuwe jurisprudentie is. Om die reden wordt er in de eerder opgelegde aanslag van verzoekers geen ambtshalve vermindering verleend. Dit zelfde geldt bij medebewoners. Ook is aanhouding van verzoeken om ambtshalve vermindering in afwachting van de uitkomst van verzoekers procedure bij het Gerechtshof door de Belastingdienst geweigerd.
Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman is niet gebleken dat het in het geval van verzoekers gaat om rechterlijke uitspraken waarin een interpretatie wordt gegeven van een bepaling in de belastingwetgeving die nieuwe elementen bevat en die consequenties heeft voor de handelwijze van de Belastingdienst tot dan toe, zoals de Belastingdienst stelt en dat daarmee sprake is nieuwe jurisprudentie. Ook van een correctie op een gehanteerde toepassing in strijd met het recht is geen sprake.
Naar het oordeel van de Nationale ombudsman kan de Belastingdienst niet in redelijkheid tot de conclusie komen dat verzoeken om ambtshalve vermindering moeten worden afgewezen, nu gebleken is dat door de handelwijze en organisatie van de Belastingdienst verschillende belastingplichtigen in een gelijke situatie anders behandeld zijn. Door het bestaan van duidelijke jurisprudentie, al voor de uitspraak in de zaak van verzoekers, is er geen sprake van nieuwe jurisprudentie. De Nationale ombudsman kan daarmee de Belastingdienst ook niet volgen in de redenering dat verzoeken om ambtshalve vermindering van medebewoners niet zijn aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedure van verzoekers vanwege toekomstige nieuwe jurisprudentie
Het is aan de overheid om alle relevante feiten te verzamelen en naar de omstandigheden te kijken. De verzamelde gegevens worden betrokken bij de belangen die een op zorgvuldige wijze tegen elkaar worden afgewogen. In de onderhavige situatie heeft de Belastingdienst geen blijk gegeven van een zorgvuldige belangenafweging tussen belastingheffing en eenzelfde behandeling van bewoners van hetzelfde monumentenpand.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Nationale ombudsman het redelijkheidsvereiste geschonden. Er is geen sprake van nieuwe jurisprudentie en derhalve geen reden niet aan het verzoek om ambtshalve vermindering voor 2005 van verzoekers tegemoet te komen.
De klacht over de onderzochte gedraging is gegrond wegens schending van het vereiste van een goede organisatie en schending van het redelijkheidsvereiste.
De Nationale ombudsman geeft de minister van Financiën gelet op het voorgaande in overweging de verzoeken om ambtshalve vermindering van verzoekers en medebewoners opnieuw te beoordelen met inachtneming van bovenstaande overwegingen.