Mevrouw M. heeft een aantal jaar geleden, samen met haar (inmiddels ex-) echtgenoot een lening afgesloten bij de Stadsbank Apeldoorn. De rechter heeft bepaald dat mevrouw M. de openstaande lening bij de Stadsbank Apeldoorn moet aflossen. De deurwaarder heeft een betalingsregeling met mevrouw M. afgesproken, waarbij zij maandelijks 200 euro aan de deurwaarder overmaakt.
Een aantal maanden na de vaststelling van de betalingsregeling, ontdekt de gemachtigde van mevrouw M. dat zij door de betalingsregeling een inkomen overhoudt, dat lager is dan haar beslagvrije voet. Hij laat dat weten aan de Stadsbank en de deurwaarder en vraagt om stopzetting van de regeling. Zowel de Stadsbank als de deurwaarder zijn van mening dat het gaat om een vrijwillige betalingsregeling; bij een betalingsregeling geldt geen beslagvrije voet. De regeling wordt niet gewijzigd.
Omdat de gemachtigde van mevrouw M. het hiermee niet eens is, dient hij een klacht in bij de Nationale ombudsman. Hij klaagt erover dat zijn cliënte een betalingsregeling heeft afgesproken, zonder te weten dat die regeling haar beslagvrije voet aantast. Ook klaagt hij erover dat de Stadsbank en de deurwaarder in zijn verzoek geen aanleiding hebben gezien om de betalingsregeling zo aan te passen, dat mevrouw M. een inkomen ter hoogte van haar beslagvrije voet zou overhouden. De Nationale ombudsman is van mening dat een deurwaarder een betalingsregeling mag afspreken zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. In dat geval is wel van belang dat de schuldenaar eerst goed wordt geïnformeerd over zijn rechten en plichten. Zo moet een deurwaarder de schuldenaar laten weten welk inkomen de schuldenaar overhoudt, als er geen vrijwillige regeling wordt afgesproken. Het is dan aan de schuldenaar om te bepalen of hij vrijwillig een betalingsregeling afspreekt waarbij zijn beslagvrije voet niet wordt gerespecteerd.
De klacht is gegrond. Vereiste van redeljkheid.