Tijdens een autorit kreeg verzoekster in toenemende mate last van benauwdheid. Zij nam daarom telefonisch contact op met een huisartsenpost. De huisarts gaf aan dat verzoekster direct langs moest komen. Om bij de huisartsenpost te kunnen komen, moest verzoekster linksaf slaan terwijl het verkeersbord en de wegmarkering aangaf dat het wegverkeer op die kruising niet linksaf mocht slaan. Verzoekster stelde later dat ze het verkeersbord niet had gezien omdat het bord volgens haar werd bedekt door bladeren van bomen. Twee politieambtenaren zagen verzoekster linksaf slaan. Een van deze politieambtenaren besloot daarop om verzoekster daarvoor een bekeuring te geven. In verband met het uitschrijven van de bekeuring werd verzoekster vlak voor de huisartsenpost staande gehouden.
Verzoekster klaagde erover de politie haar onnodig had opgehouden voor het uitschrijven van een boete toen zij op weg was naar een arts in verband met een spoedeisende medische situatie.
De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat verzoekster in ieder geval aan de beide politieambtenaren kenbaar had gemaakt dat zij zich benauwd voelde en in dat kader een bezoek aan de huisarts wilde brengen. De Nationale ombudsman hanteert het uitgangspunt dat een burger bij een gemiddeld, niet spoedeisend, bezoek aan een arts zal moeten accepteren dat hij door een bekeuringsituatie later of te laat op de afspraak zal kunnen verschijnen. Dat behoort tot het maatschappelijk risico. In medische noodgevallen waarin ogenblikkelijk hulp nodig is van een arts, zal een bekeuringssituatie in persoon geen doorgang moeten vinden. Dergelijke noodgevallen zullen bijna altijd wel voor een ieder duidelijk te onderkennen zijn. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarin een burger voelt dat snel medisch ingrijpen noodzakelijk is maar die noodzaak voor een niet medisch geschoolde derde niet altijd direct te onderkennen is. In dit grijze gebied kan de beleving van een burger die medisch hulpbehoevend is, afwijken van de beleving en inschatting van een politieambtenaar.
De Nationale ombudsman overwoog dat de politie middels een snelle verificatie van verzoeksters identiteitsbewijs en autopapieren had kunnen vaststellen dat bestuurster en kentekenhouder een en dezelfde persoon waren. De politie had er, gelet op de situatie, desnoods voor kunnen kiezen om een bekeuring op kenteken uit te schrijven. De bekeuring had achter de ruitenwisser van verzoeksters auto kunnen worden achtergelaten. Indien politieambtenaar D. deze werkwijze had gevolgd, had verzoekster sneller naar de huisarts kunnen gaan. De Nationale ombudsman was van oordeel dat de politie in de gegeven omstandigheden prioriteit had moeten geven aan het spoedeisende bezoek van verzoekster aan de huisarts boven het ter plaatse opvragen van gegevens voor het uitschrijven van een bekeuring. Door dit niet te doen, heeft de politie gehandeld in strijd met het evenredigheidsvereiste.