Verzoekers toenmalige vriendin meldde bij de politie dat zij door verzoeker was mishandeld en onder bedreiging van een mes was verkracht. Verzoeker zou dronken en agressief zijn en zou in het bezit zijn van een mes. Naar aanleiding van deze melding hebben politieambtenaren verzoekers woning betreden en verzoeker in zijn slaapkamer aangehouden.
Verzoeker klaagt erover dat de politie middels de schildprocedure en met de inzet van een politiehond is aangehouden in de slaapkamer van zijn woning. Verzoeker klaagt erover dat de politie geen minder ingrijpend middel heeft ingezet om hem aan te houden en/of het gevaar af te wenden.
Gelet op de aard van de melding, de waarnemingen van de politieambtenaren ter plaatse (vers letsel, angst en paniek in de ogen van de ex-vriendin) en het feit dat de ex-vriendin had aangegeven dat verzoeker zichzelf mogelijk iets wilde aandoen, was het een juiste beslissing om verzoeker in zijn woning aan te houden. Aangezien verzoeker in het bezit zou zijn van een mes en zichzelf of anderen mogelijk iets zou aandoen, mocht de politie ervoor kiezen om de schildprocedure in te zetten en de diensthond mee te nemen. De Nationale ombudsman is ervan overtuigd geraakt dat het gezien de kleine woning, de kleine slaapkamer én de gevaarzetting op dat moment niet goed mogelijk was om de schildprocedure toe te passen. Nu de politie een einde diende te maken aan de situatie, kon zij tot de beslissing komen de diensthond in te zetten. Door niet te reageren op het aanroepen en de sommatie om zijn handen te laten zien, heeft verzoeker zichzelf blootgesteld aan het risico van de inzet van de diensthond. De Nationale ombudsman oordeelt dat de daadwerkelijke inzet van de politiehond niet onjuist is. Dat verzoeker tijdens het optreden in zijn been is gebeten, valt te betreuren, maar doet hieraan niet af.
Het recht op lichamelijke integriteit is voldoende gerespecteerd.