De politie deed een zorgmelding over verzoeker bij Bureau Jeugdzorg omdat er zorg bestond over zijn zoon. Volgens omwonenden had verzoeker gedurende enige tijd tegen zijn zoon staan schreeuwen. Nadat verzoeker een toelichting had gegeven, sloot Jeugdzorg de zaak zonder verdere bemoeienis. Verzoeker vroeg bij de politie om opheldering en gehoor omdat hij ondersteboven was van het feit dat er een zorgmelding was gedaan en van de inhoud ervan. Volgens de zorgmelding had hij namelijk gedurende tweeënhalf uur tegen zijn zoon geschreeuwd. Hij kreeg echter van de politie steeds nul op het rekest. Ook de klachtencommissie van de politie achtte zijn klacht ongegrond.
Verzoeker klaagde erover dat er een zorgmelding was gedaan. Verder klaagde hij erover dat de politie had verzuimd om hem mee te delen hoe hij kon opkomen tegen de afwijzing van zijn verzoek om verwijdering of wijziging van de informatie over de zorgmelding in het politiesysteem. Voorts klaagde hij over de klachtbehandeling door de klachtencommissie van de politie.
De Nationale ombudsman vond dat de politie niet goed had gehandeld. Hiermee wilde hij niet aangeven dat de melding ten onrechte was gedaan; dit is niet aan de Nationale ombudsman om te beoordelen. Wel vond hij dat de politie onvoldoende naar verzoeker had geluisterd, waardoor hij zich niet gehoord en gezien voelde. De politie had zonder over de minimaal vereiste informatie te beschikken of een en ander eerst na te gaan, besloten een zorgmelding te doen, waarbij ook de telefonische toelichting van verzoeker op het gebeurde niet had geleid tot een heroverweging van de feiten zoals opgenomen in de zorgmelding. Ook toen verzoeker navraag deed, stond de politie er niet voor open om hier op in te gaan of om hem een luisterend oor te bieden voor de impact die het op hem had.
Voorts vond de Nationale ombudsman dat de politie verzoeker beter had moeten informeren over zijn verzoek om wijziging van de gegevens in de politiesystemen. Door dit niet te doen, had de politie het beginsel van fair play geschonden.
Tot slot vond de Nationale ombudsman dat de klachtencommissie het beginsel van fair play had geschonden door een politieambtenaar die onuitgenodigd en onaangekondigd op de hoorzitting verscheen, tot de zitting toe te laten. De kans bestond dat verzoeker hierdoor minder goed in staat was geweest om voor zijn standpunt op te komen. Dit klemde temeer omdat de betreffende politieambtenaar een buurman van verzoeker was met wie hij in het verleden een aanvaring had gehad en wiens onpartijdigheid hij om die reden in twijfel trok.
De Nationale ombudsman deed aan de politie de aanbeveling om met verzoeker te overleggen over eventuele aanpassing van de zorgmelding in de politieregistratie. Ook gaf hij de politie in overweging om met verzoeker in gesprek te gaan over de zorgmelding, waarbij er alsnog een luisterend oor werd geboden en op passende wijze erkenning werd gegeven aan de impact die de zorgmelding en de nasleep hiervan op verzoeker hadden gehad.