2013/110: CJIB verrekent openstaande boete met gestort bedrag onder foutief beschikkingsnummer

Rapport

Verzoeker ontving een brief van het CJIB om een boete van € 29 te betalen voor een verkeersovertreding. Hij betaalde deze boete via internetbankieren, maar vermeldde daarbij per ongeluk een verkeerd kenmerk. Hij toetste één cijfer verkeerd in.

Het CJIB zag in het systeem dat de boete met het beschikkingsnummer dat verzoeker had vermeld niet bestond. Daarom boekte het CJIB het ontvangen bedrag af op een andere, oudere boete die verzoeker had openstaan. Deze boete bedroeg € 386. Verzoeker kwam er pas bij de tweede verhoging achter dat de boete van € 29 niet was betaald. Hij nam contact op met het CJIB waarbij hem duidelijk werd hoe zijn betaling was bestemd. Hij is het hiermee niet eens en diende een klacht in.

De minister van Veiligheid en Justitie liet de Nationale ombudsman weten dat het CJIB jaarlijks veel betalingen ontvangt waarbij niet automatisch kan worden bepaald voor welke boetes die bestemd zijn. In 2012 waren dat er 270.000. Het kost het CJIB veel tijd om deze betalingen toch te kunnen afboeken op openstaande boetes, omdat dit een zoektocht in de systemen met zich meebrengt. Om dit proces wat meer te stroomlijnen, zijn op 1 oktober 2011 de Aanwijzing Executie en de Interne Executierichtlijn ingegaan. Deze geven aan welke volgorde moet worden aangehouden bij het bestemmen van betalingen waarvan het kenmerk onjuist is. Door volgens deze volgorde te werken, kan het CJIB 20% meer betalingen bestemmen op openstaande boetes. Ook is dit volgens de minister in het kader van rechtsgelijkheid een goed systeem, omdat elke betaling op dezelfde wijze wordt beoordeeld en bestemd.

De Nationale ombudsman toetst deze klacht aan het vereiste van maatwerk en acht de klacht gegrond.

De Nationale ombudsman is het met de minister eens dat de burger zelf verantwoordelijk is voor een correcte betaling van een opgelegde boete. Ook snapt de Nationale ombudsman dat de werkwijze die het CJIB tot 1 oktober 2011 hanteerde zeer arbeidsintensief is en dat er daarom een kader is gesteld. De werkwijze houdt in dat een betaling met een onjuist kenmerk eerst wordt afgeboekt op een openstaande vordering die verder in het incasso- of inningstraject zit. Op die boetes wordt het eerst afgeboekt. Dit is begrijpelijk, omdat het CJIB maatregelen kan treffen die diep in het leven van de betrokkene kunnen ingrijpen. Wanneer er echter maar één boete openstaat, en de betaler kan aan die boete worden gelinkt, boekt het CJIB het ontvangen bedrag op die boete af.

In de Interne Executierichtlijn is echter geen rekening gehouden met betalingen waarvan het bedrag precies overeenkomt met een openstaande boete. Hiervoor is geen categorie aangemaakt. Dat heeft tot gevolg dat als er meer boetes openstaan, een betaling met een onjuist kenmerk op een oudere boete wordt afgeschreven, ondanks dat er een jongere boete openstaat die qua bedrag precies overeenkomt met de betaling. Zo geschiedde in de zaak van verzoeker. Dit vindt de Nationale ombudsman een gemiste kans, vandaar dat hij de minister de aanbeveling doet deze categorie in de Interne Executierichtlijn op te nemen. De Nationale ombudsman voelt zich in dit oordeel gesterkt door een uitspraak van het Gerechtshof Leeuwarden waarin het tot het oordeel kwam dat het CJIB was tekortgeschoten in zijn onderzoekplicht. Het hof overwoog dat het CJIB contact had moeten zoeken met de betrokkene toen het een betaling had ontvangen met vermelding van een onjuist beschikkingsnummer.

Instantie: Centraal Justitieel Incasso Bureau

Klacht:

betaling van verzoeker afgeboekt op een oudere openstaande vordering met een ander kenmerk en een hoger bedrag

Oordeel:

Gegrond