Verzoekers gezin woont in de dorpskern van Sevenum, in een rustige straat met een asfaltwegdek. Eind september 2010 liet de gemeente een nieuwe slijtlaag op de weg aanbrengen. Vrij kort daarna, in december, merkten zij 's binnenshuis teersporen op die zij eerst niet konden verklaren. Na een schoonmaak leek het probleem opgelost, maar in het voorjaar van 2011 begon het opnieuw en werd hen duidelijk dat het aan de slijtlaag lag. Zij schreven vervolgens de gemeente dat de slijtlaag losliet, vermoedelijk omdat er een ondeugdelijke kleeflaag was gebruikt.
Volgens de gemeente was er gewerkt op de al jaren gebruikelijke wijze en had de aannemer zijn werk tot tevredenheid gedaan. Wel kon het volgens de gemeente gebeuren dat door het verkeer op de weg na verloop van tijd steentjes konden loskomen.
De schadeverzekeraar van verzoeker onderzocht het probleem in aanwezigheid van een medewerker van de gemeente, en rapporteerde dat er een duidelijk verband was tussen de teerlaag en de vervuiling in de woning. De verzekeraar diende daarop een schadeclaim in bij de gemeente. De gemeente wees die claim af, onder meer omdat een causaal verband nog niet betekent dat de gemeente ook aansprakelijk is, en ook omdat de teersporen in de woning zijn gekomen door de bewoners zelf.
Verzoekers klacht is, dat het college van burgemeester en wethouders hun claim niet voldoende zorgvuldig heeft behandeld.
De Nationale ombudsman overwoog dat het loslaten van steentjes kan wijzen op "rafeling", een verschijnsel dat erop wijst dat het bitumen in het asfaltmengsel bloot is komen te liggen. Bitumen is een zwarte, kleverige substantie dat wordt gebruikt als bindmiddel in asfaltmengsels. Verder is gebleken dat het probleem was verholpen, nadat de gemeente in 2012 een nieuwe deklaag had laten aanbrengen. Niet gebleken is, dat de gemeente een onderzoek heeft gedaan naar mogelijke rafeling en de gevolgen daarvan. Bovendien beschikte de gemeente alleen over twee verklaringen van eigen werknemers, waarvan er één is van kort na de oplevering, maar nog vóórdat bleek van de overlast. Uit deze verklaringen bleek niet of aandacht was gegeven aan eventuele sporen van bitumen op het wegdek. Verder overwoog de Nationale ombudsman dat het in zaken als deze niet gaat om de schuldvraag maar of de gevolgen in de risicosfeer van de wegbeheerder liggen. Op deze vraag, dan wel de vraag of de aannemer die de weg heeft geasfalteerd aansprakelijk is, is onvoldoende ingegaan.
Het college kon dan ook niet worden gevolgd in zijn standpunt dat geen oorzakelijk verband is aangetoond.
De Nationale ombudsman concludeerde de klacht over het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas gegrond is, wegens strijd met het redelijkheidsvereiste.
Het college is in overweging gegeven om zijn beslissing op de schadeclaim nog eens te bezien en een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de overwegingen van de Nationale ombudsman.