Verzoeker treedt regelmatig als advocaat op namens winkeliers die het niet eens zijn met het standpunt van hun gemeente over de openstelling van winkels op zondag. Bij de gemeente Halderberge diende hij namens 56 winkeliers een bezwaarschrift in.
Voor de behandeling van de bezwaarschriften vroeg het college van burgemeester en wethouders hem een machtiging van zijn cliënten te verstrekken. Hij stuurde het college vervolgens een machtiging van één van zijn cliënten, maar weigerde voor het overige aan dat verzoek te voldoen. Hij verwees daarbij naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en van de Nationale ombudsman. Uit die uitspraken blijkt dat ook een advocaat om een machtiging mag worden gevraagd, maar dat die bevoegdheid is verleend voor het geval dat niet bekend is of betrokkene ook daadwerkelijk advocaat is. De Nationale ombudsman is van oordeel dat een overheidsinstantie een toereikende reden moet hebben om een advocaat om een machtiging te vragen.
Volgens het college bestond er geen twijfel of verzoeker advocaat was. Bij de behandeling van de bezwaarschriften bleek echter dat vijf van de winkeliers het er niet mee eens waren dat namens hen bezwaar was gemaakt.
De Nationale ombudsman overwoog dat de in de wet neergelegde bevoegdheid om een machtiging te vragen uitsluitend is bedoeld om te kunnen vaststellen of de gemachtigde advocaat is. En nergens anders voor. Het college heeft in dit geval zijn bevoegdheid voor een ander doel gebruikt, namelijk om vast te stellen of de advocaat bevoegd was om namens de betrokken winkeliers een bezwaarschrift in te dienen.
De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond, wegens schending van het redelijkheidsvereiste.
Tot slot overwoog de ombudsman nog dat in deze niet alledaagse situatie de gemeente de advocaat ook informeel had kunnen benaderen. Het is aan de cliënt en zijn advocaat om te bepalen of een optreden in een bezwaarprocedure gewenst is. Een overheidsinstantie, zoals een gemeente moet daar buiten blijven. Als de gemeente met hem had gebeld, had de advocaat de gelegenheid gehad om na te gaan hoe het zat. En daar op te reageren. Overigens had het college ook kunnen besluiten het bezwaarschrift van degenen die het daar kennelijk niet mee eens waren niet ontvankelijk te verklaren, wegens onvoldoende belang.