Verzoeker is het niet eens met het voornemen van de gemeente Beek om bomen bij hem in de straat te kappen vanwege gezondheidsproblemen (allergische reacties van bewoners). Hij dient eerst een bezwaarschrift in tegen de afgegeven kapvergunning. Daarop reageert de gemeente met de mededeling dat zij bij nader inzien vindt dat er geen vergunning had hoeven worden afgegeven voor de kap. De gemeente acht het bezwaar niet-ontvankelijk. Zij blijft bij haar beslissing de bomen te kappen en baseert die beslissing op het advies van huisarts en GGD.
Verzoeker dient daarop door tussenkomst van de ombudsman een klacht in. Het gaat hem daarbij met name om de totstandkoming en motivering van de kapbeslissing (hij stelt onder meer dat het advies van de GGD onvoldoende basis is voor de beslissing, gelet op wat er in dat advies staat). Die klacht wordt inhoudelijk niet door de gemeente behandeld. De bomen worden uiteindelijk gekapt, maar verzoeker blijft met een heel onbevredigend gevoel zitten over de kapbeslissing.
De ombudsman stelt uit eigen beweging een onderzoek in naar het feit dat de gemeente verzoekers klacht over de beslissing de bomen te kappen niet inhoudelijk heeft behandeld. Daarnaast stelt hij onderzoek in naar verzoekers klacht over de totstandkoming en motvering van de kapbeslissing.
Naar het oordeel van de ombudsman had de gemeente verzoekers klacht wel degelijk kunnen en ook moeten behandelen. Door dat niet te doen, stelt de gemeente zich innerlijk tegenstrijdig op. De gemeente vindt immers dat er voor de kap geen vergunning nodig was en dat de kapbeslissing dus niet via bezwaar en beroep kan worden aangevochten. Tegelijkertijd stelt zij echter dat verzoeker zijn klacht in een beroepsprocedure (tegen de beslissing op bezwaar) had moeten aanvoeren en dat niet in een klachtprocedure kan doen. Beredeneerd vanuit haar eigen standpunt stuurt zij verzoeker daarmee een kansloze weg in. De rechter zou dan immers niet tot een inhoudelijke beoordeling van verzoekers bezwaar kunnen komen. Bovendien had de gemeente de klacht alsnog moeten behandelen als de rechter het in beroep met de gemeente eens zou zijn geweest.
De weigering verzoekers klacht niet te behandelen is niet behoorlijk wegens strijd met het vereiste van fair play.
De klacht van verzoeker over de totstandkoming en motivering van de kapbeslissing is gegrond wegens strijd met het redelijkheidsvereiste en het motiveringsvereiste. Niet gebleken is dat de gemeente bij de totstandkoming van de beslissing alle relevante belangen tegen elkaar heeft afgewogen. Bovendien is de beslissing mede gelet op haar eigen bomenbeleid en de bevindingen en conclusies van de GGD onvoldoende gemotiveerd.