Verzoeksters man is meerdere malen veroordeeld wegens drugsdelicten. Bij de laatste drugszaak, waarbij haar echtgenoot werd veroordeeld, raakte verzoekster ook als verdachte betrokken. De officier van justitie heeft deze zaak tegen haar met een sepot afgedaan. Er was onvoldoende bewijs (code 02). Verzoekster verzocht de officier van justitie om deze code te wijzigen in 01, ten onrechte als verdachte aangemerkt. De officier voldeed niet aan dit verzoek.
Ook de Nationale ombudsman was van oordeel dat de sepotcode 02 terecht was toegekend. De positie van verzoekster als echtgenote van iemand die bij herhaling veroordeeld is wegens drugsdelicten is lastig, vooral wanneer blijkt dat in de huiselijke omgeving drugsgerelateerde handelingen plaatsvinden die strafbaar zijn. Vanwege die huiselijke situatie heeft het Openbaar Ministerie in redelijkheid kunnen aannemen dat zij zich niet vrij kon pleiten van enige vorm van betrokkenheid bij de strafbare feiten van haar man zij daarom medeverdachte was in de drugszaak tegen haar man. Ook is achteraf niet van feiten gebleken op grond waarvan achteraf bleek dat een verdenking jegens haar niet gerechtvaardigd was. De officier van justitie had niet gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste.
Tevens werd verzoekster verdacht van meineed op de zitting, omdat zij anders verklaarde dan zij tijdens de politieverhoren had gedaan. Zij stelde dat zij tijdens de verhoren onder druk was gezet. De officier van justitie seponeerde deze zaak met code 52: zij was door de situatie al zo getroffen dat strafvervolging niet meer wenselijk was. Dit beleidssepot veronderstelt dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan meineed. De rechter heeft de betrokken politieambtenaren op de zitting gehoord. Op basis van deze verklaringen heeft de officier van justitie in redelijkheid kunnen aannemen dat verzoekster in vrijheid heeft verklaard en niet onder druk is gezet. Verzoekster verkeerde in een complexe situatie, omdat zij enerzijds werd geconfronteerd met de directe gevolgen van de drugsgerelateerde delicten begaan door haar echtgenoot en de gevolgen daarvan voor haar gezin waarvan ook haar – toen achtjarige – zoontje deel uitmaakt. Het is daarom voorstelbaar dat zij wilde verklaren tegenover de politie en op die wijze zich heeft opgesteld tijdens het politieonderzoek. Haar onder ede afgelegde verklaring ter zitting, dat zij onder druk onjuiste verklaringen zou hebben afgelegd, heeft de officier van justitie daarom in redelijkheid kunnen aanmerken als meinedig.