Verzoeker werd rond 5:00 uur aangehouden. Voordat hij werd verhoord, had hij bij diverse politieambtenaren aangegeven, dat hij voorafgaand aan het verhoor een advocaat wilde spreken. De advocaat is gebeld, maar slechts de voice-mail werd bereikt. Het verhoor is gestart zonder dat verzoeker een advocaat heeft kunnen consulteren. De betrokken ambtenaar die het verhoor afnam stelde dat verzoeker van zijn recht had afgezien. Verzoeker ontkent dit.
Ten tijde van de aanhouding van verzoeker was de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor nog niet in werking getreden en werd de Werkinstructie Wetenschappelijk Bureau Openbaar Ministerie gehanteerd. Tussen deze twee stukken bestaan kleine verschillen. Destijds gold dat de periode tussen middernacht en 9:00 uur niet meetelt. De advocaat moet binnen een uur reageren. Doet hij dat niet, dan kan het verhoor worden gestart, zonder voorafgaand overleg met het Openbaar Ministerie. Doet de verdachte afstand van zijn recht, dan wordt dit duidelijk in het proces-verbaal vermeld.
In dit geval is komen vast te staan dat de advocaat was gewaarschuwd, maar dat deze niet voor 10:00 uur is verschenen en evenmin voor die tijd heeft gebeld. Het verhoor is gestart om 9:29 uur, te vroeg dus. Had de politie een half uur gewacht, dan had er geen bezwaar bestaan om daarmee te starten in het geval de advocaat nog niet had gereageerd. Nu dat uur niet was afgewacht, was de vraag of verzoeker afstand heeft gedaan van zijn consultatierecht relevant voor de vraag of hij is geschonden in zijn recht op fair play. Verzoeker stelt dat hij geen afstand heeft gedaan van zijn recht. Dit kan aan de hand van het proces-verbaal niet worden nagegaan, omdat hierover niets is opgenomen. Nu niet op de voorgeschreven wijze in het proces-verbaal is opgenomen dat verzoeker afstand heeft gedaan van zijn recht, gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat verzoeker dan ook geen afstand heeft gedaan. De klacht was gegrond.
De tweede klacht betrof het door de politie verschaffen van informatie over de aanhouding aan derden. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman kwam naar voren dat de politie in deze niets te verwijten viel. Er bestaat geen rechtvaardiging voor verzoekers vermoeden dat de informatie die een derde over zijn aanhouding had, afkomstig was van de politie. De klacht was ongegrond.