Verzoeker is in 1999 zijn vaderland, Congo-Brazzaville ontvlucht en heeft asiel aangevraagd in Nederland. Dit is hem geweigerd. In 2005 werd hij ongewenst vreemdeling verklaard, nadat hij op basis van onjuiste persoonsgegevens een verblijfsvergunning had verkregen. Verzoeker beschikt niet over een geldig nationaal paspoort. Vanaf 2005 heeft verzoeker diverse keren in vreemdelingenbewaring gezeten met oog op uitzetting naar het land van herkomst. Zo ook in november 2009. Op het schriftelijke verzoek van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), die belast is met de voorbereiding van de uitzetting, gaf de ambassade van Congo-Brazzaville een laissez passer af voor verzoeker. Deze uitzetting onder begeleiding van de Koninklijke Marechaussee op 24 mei 2010 mislukte echter omdat de autoriteiten ter plaatse verzoeker niet wilden toelaten. Verzoeker werd teruggevlogen naar Nederland en kwam opnieuw in vreemdelingenbewaring terecht. Bij de behandeling van het verzoek om opheffing van de vreemdelingenbewaring gaf de DT&V aan druk bezig te zijn de documenten voor een nieuwe uitzetting te regelen. De bewaring kan alleen worden verlengd als de uitzetting op korte termijn te realiseren valt. De verlenging werd door de rechter toegestaan, ondanks het verweer van verzoekers advocaat dat er geen activiteit zichtbaar was.
Op 4 augustus 2010 werd verzoeker opnieuw onder geleiding naar Congo-Brazzaville gevlogen.
Echter wederom werd hem de toegang tot het land geweigerd en verzoeker ging opnieuw in vreemdelingenbewaring. Verzoekers klacht dat hij een tweede keer zonder succes werd uitgezet op basis van hetzelfde document verklaarde de Nationale ombudsman gegrond. Hij oordeelde dat de DT&V deze tweede uitzetting niet goed had voorbereid. Ook de klacht dat er geen duidelijkheid was verschaft door DT&V waarom verzoeker geweigerd werd aan de grens, was gegrond wegens strijd met het vereiste dat de overheid betrouwbaar handelt. Tenslotte werd ook de klacht dat DT&V gebruik had gemaakt van een vervalst document gegrond verklaard, in die zin dat DT&V in strijd met het vereiste van transparantie had gehandeld door geen duidelijkheid te verschaffen waarom na een mislukte uitzetting dezelfde laissez passer nu wel zou voldoen. De Nationale ombudsman zag aanleiding een aanbeveling te doen aan DT&V inhoudende dat jegens verzoeker geen uitzettingshandelingen meer worden gepleegd voordat er een nieuwe laissez passer is verkregen en dat verzoeker voor die tijd niet in bewaring wordt gesteld.