Een Nederlandse man met Chinese roots was in China voor zaken op een beperkt visum. Hij mocht vijf dagen in één bepaalde stad verblijven. Verzoeker raakte zijn paspoort kwijt en koos ervoor om te wachten tot zijn paspoort werd teruggevonden, i.p.v. een nieuw paspoort aan te vragen bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Hong Kong. Na 73 dagen belde een vriend hem dat zijn paspoort bij hem was bezorgd. Verzoeker nam de trein, maar stapte een station te vroeg uit. Hij meldde zich daar bij de politie om te informeren hoe hij een visum kon krijgen voor de terugreis. Die zette hem, tegen de verwachting van verzoeker in, direct in administratieve detentie wegens over stay.
De Chinese politie deed onderzoek naar zijn identiteit. Na elf dagen informeerde de politie de Nederlandse ambassade in Beijing over de detentie van verzoeker, met het verzoek om te bevestigen dat het hier een Nederlander betrof. Deze bevestiging stuurde de ambassade na vier dagen. Verzoeker had de politie gevraagd om de ambassade te laten weten dat hij graag contact met de ambassade wilde hebben. Dit bericht is niet aan de ambassade doorgegeven.
In het Handboek Bedrijfsvoering Buitenlandse Zaken (HBBZ) is opgenomen dat zo snel mogelijk na de arrestatie van een landgenoot een bezoek wordt afgelegd. Alternatieven zijn telefonisch contact of het sturen van informatie per post.
De ambassade heeft geen contact met verzoeker gelegd. Niet persoonlijk, niet telefonisch en evenmin per post. Wel heeft de ambassade regelmatig bij de politie geïnformeerd naar de stand van zaken. Hier heeft verzoeker geen notie van gehad. Na een detentie van dertig dagen werd verzoeker in vrijheid gesteld. Verzoeker klaagt erover dat er al die tijd geen contact is geweest. Ook klaagt verzoeker erover dat de ambassade blind heeft vertrouwd op de informatie die de Chinese politie verschafte over zijn verblijf. Dit verblijf was volgens verzoeker erbarmelijk.
De Nationale ombudsman achtte het begrijpelijk dat gezien de aard van de detentie en de vermoedelijk korte duur ervan, de Nederlandse ambassade er niet voor had gekozen om een consulair medewerker ruim 1600 km te laten reizen voor een bezoek aan verzoeker. Dat er niet voor is gekozen om gebruik te maken van de alternatieven om een eerste contact te leggen acht de Nationale ombudsman niet juist. Het kwam de Nationale ombudsman voor dat in dit geval te eenvoudig voorbij is gegaan aan de netelige situatie waarin verzoeker zich bevond, omdat te veel was gekeken naar de vermoedelijk korte duur van de detentie en naar de frequentie waarmee de ambassade om informatie verzocht bij de Chinese politie. Er lijkt te weinig rekening mee te zijn gehouden dat verzoeker al die tijd in onwetendheid verkeerde over het feit dat de ambassade zich wel degelijk actief met zijn detentie bezighield. De Nationale ombudsman toetste aan het vereiste van goede informatieverstrekking.
De Nationale ombudsman acht het vanzelfsprekend dat de Nederlandse ambassade bij de Chinese politie om informatie vraagt en dat zij van deze informatie gebruikmaakt bij de beoordeling van de situatie. Dat betekent echter niet dat hiermee kan worden volstaan. Ook bij de gedetineerde zelf zal geïnformeerd moeten worden hoe hij eraan toe is en waar hij behoefte aan heeft. Nu dit laatste is nagelaten heeft de ambassade onvoldoende de informatie van de politie kunnen wegen om een beslissing te nemen met betrekking tot de te verlenen consulaire bijstand. Deze klacht is getoetst aan het vereiste van goede voorbereiding.