Verzoeker moet maandelijks kinderalimentatie betalen. Op enig moment gaat hij het bedrag storten op de gezamenlijke rekening van hem en zijn ex-partner in plaats van op de privérekening van zijn ex-partner.
Hij klaagt erover dat het LBIO de inning van de kinderalimentatie heeft overgenomen, omdat er volgens het LBIO geen sprake was van bevrijdende betaling.
Het LBIO gaat in eerste instantie af op informatie van de ontvangstgerechtigde, verzoekers ex-partner. Die stelt dat het bedrag haar, en dus de kinderen, niet (geheel) ten goede is gekomen: zij komt eraan tekort, er is dus sprake van een achterstand. Natuurlijk moet het LBIO ook rekening houden met een betalingsplichtige, verzoeker dus. Diens mening is duidelijk: hij heeft betaald, zij het dat dat op een andere rekening gebeurde en minus het bedrag waarover de ex-partner volgens verzoeker al over beschikte. Het LBIO heeft een aantal dingen kunnen vaststellen: er is op een ander dan het geëigende rekeningnummer gestort en er is verrekend zonder dat over beide zaken overeenstemming heeft bestaan. Verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat er overeenstemming heeft bestaan over de "koerswijziging". De mogelijkheden die het LBIO in zo'n geval ter beschikking staan hebben hun grenzen. In dit geval heeft het LBIO op basis van het recht zoals dat geldt tussen burgers onderling vastgesteld het één en ander niet volgens die regels is verlopen terwijl daarvoor geen toestemming bestond en het geld niet rechtstreeks en volledig ten goede is gekomen aan degene die daar recht op had. Wat het LBIO betreft was er dus sprake van een achterstand en de overname van de inning was op dat moment correct. De gedraging is behoorlijk.
Redelijkheid
Het LBIO heeft bij de stopzetting van de overname van de inning het door verzoeker teveel betaalde niet teruggevorderd van verzoekers ex-partner, maar voorgesteld dit te verrekenen met toekomstige termijnbedragen. Niet gegrond.