2012/040: Leraar klaagt over sepotcode 20 bij aangifte tegen hem vanwege seksuele handelingen met leerlinge

Rapport

Verzoeker was als leraar begeleider van een sportdag op school. Een meisje dreigde in zijn ogen van een hoge bal te vallen, dus gaf hij haar een zetje, onder haar billen. Zij zag dit als een seksuele handeling en haar moeder deed dezelfde dag nog aangifte tegen de leraar.

Er was veel contact tussen de advocaat van verzoeker en de officier van justitie over de aanpak van deze zaak. Eerst zou er een TOM-zitting plaatsvinden, maar uiteindelijk werd de zaak geseponeerd. Dit was een beleidssepot. De officier van justitie was ervan overtuigd dat verzoeker zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Hij seponeerde de zaak met code 20: gering feit. Hieraan werd een proeftijd van twee jaar verbonden.

Verzoeker was het met deze beslissing niet eens. Hij had liever gehad dat de zaak voor de rechter werd gebracht of dat de zaak met code 01 werd geseponeerd (ten onrechte als verdachte vermeld). Hij vond dat hij zich helemaal niet schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit, er was geen enkele sprake van een seksuele bijbedoeling. De hoofdofficier van justitie bleef, na een verzoek van verzoeker om de sepotcode aan te passen, op het standpunt staan dat de juiste sepotcode was toegekend. Ook de minister schaarde zich achter dit standpunt.

De Nationale ombudsman achtte de beslissing van de officier van justitie verdedigbaar, nadat hij kennis had genomen van het strafdossier. Ook hechtte de Nationale ombudsman eraan dat een leraar zich bewust moet zijn van zijn bijzondere positie ten opzichte van leerlingen. Er zijn grenzen aan wat kan en wat niet kan. Deze moet een leraar niet overschrijden. Nu er aangifte tegen verzoeker was gedaan, had hij deze grens blijkbaar overschreden. Met het oog daarop achtte de Nationale ombudsman het begrijpelijk dat de officier van justitie een duidelijk signaal aan verzoeker had willen afgeven, dat hij zich terdege bewust moet zijn van de bijzondere positie waarin hij zich als docent van opgroeiende tieners bevindt.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de officier van justitie alle belangen zorgvuldig had afgewogen, zodat er geen sprake was van schending van het redelijkheidsvereiste.

Overige klachten gingen over de communicatie en de ingangsdatum van de proeftijd.

Instantie: Regioparket Utrecht-Lelystad

Klacht:

bekendmaking van het sepot

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regioparket Utrecht-Lelystad

Klacht:

ingangsdatum van de proeftijd

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regioparket Utrecht-Lelystad

Klacht:

terugkoppeling van het overleg met een collega en het niet beantwoorden van brieven

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regioparket Utrecht-Lelystad

Klacht:

beslissing tot voorwaardelijk sepot

Oordeel:

Niet gegrond