Verzoeker was eigenaar van een snackbar in Amsterdam. Vanaf de opening van de snackbar ondervindt verzoeker overlast van bezoekers van het naastgelegen café. De overlast verergert vanaf medio september 2007, wanneer de zoon van een werkneemster van het café verzoeker mishandelt. Verzoeker doet hiervan aangifte en de zoon wordt veroordeeld. Hierna volgt een reeks van bedreigingen, vernielingen en diefstal, waarvan verzoeker aangifte doet. De daders worden niet achterhaald. Op 2 april 2010 brandt de snackbar uit. Hoewel de politie vermoedt dat er sprake is van brandstichting, wordt ook nu geen dader achterhaald.
Verzoeker dient een klacht in bij de gemeentelijke ombudsman te Amsterdam. Deze schakelt de Nationale ombudsman in vanwege zijn bevoegdheid een onderzoek in te stellen naar het handelen van de politie.
Verzoeker klaagt over de wijze waarop zijn klachten en meldingen van overlast zijn afgehandeld door de politie.
Tijdens het onderzoek is niet de indruk ontstaan dat de politie zich onvoldoende heeft ingespannen om een einde te maken aan verzoekers situatie. Integendeel, er zijn verschillende acties ondernomen om strafbare feiten te voorkomen dan wel te constateren. Het is aannemelijk dat er in de meeste gevallen onvoldoende aanknopingspunten waren om de bezoekers van het café als verdachte aan te merken en een dader op te kunnen sporen. Wel heeft de Nationale ombudsman kritiek op het oppakken van de aangifte van bedreiging door de politie. Het had in de rede gelegen dat deze aangifte voortvarender en adequater was opgepakt. Het nalaten was echter niet van zodanige aard dat het politieoptreden in zijn algemeenheid moet worden afgekeurd.
De politie heeft niet in strijd met het vereiste van professionaliteit gehandeld.