X, politieambtenaar, raakte in privétijd betrokken bij een incident met verzoekers. Nadat het incident voorbij was belde X met de meldkamer en zijn zus, die ook politieambtenaar is, om te melden wat er was gebeurd. Vervolgens zijn X, samen met zijn zus en andere politieambtenaren terug naar verzoekers gegaan, waar verzoekers met het nodige geweld zijn aangehouden. Verzoekers hebben vervolgens aangifte gedaan tegen onder meer X.
Verzoekers klagen erover dat X. hen heeft aangehouden terwijl hij niet in functie was, en kort daarvoor bij het incident was betrokken.
De Nationale ombudsman oordeelde dat X. wel bevoegd was om mee te werken aan de aanhouding van verzoekers. De vraag was echter of dit, gelet op de omstandigheden, wel behoorlijk was.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat in het algemeen kan worden gesteld dat een politieambtenaar die buiten diensttijd als deelnemer betrokken is bij een eerder incident zich uiterst terughoudend dient op te stellen ten aanzien van het vervolg van het optreden van de politie. Er is immers in de eerste plaats sprake van een privé- aangelegenheid. De confrontatie die X als privé-persoon had met verzoekers liep even later uit op de aanhouding van verzoekers. Door vervolgens als politieambtenaar mee te werken aan de aanhouding wordt de schijn van partijdigheid gewekt, hetgeen voorkomen dient te worden. X had er beter aan gedaan na de melding aan de meldkamer de plek van de confrontatie te verlaten en de afhandeling van de zaak aan zijn collega's over te laten.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat X in strijd heeft gehandeld met het verbod van vooringenomenheid.
Daarnaast klaagden verzoekers erover dat er geen onderzoek door de Rijksrecherche naar de gedragingen van de betrokken politieambtenaren plaatsvond, maar slechts een intern onderzoek door Bureau Veiligheid en Integriteit. De Nationale ombudsman achtte dit echter behoorlijk en niet in strijd met het vereiste van vooringenomenheid.