Verzoekers buurman heeft een bedrijf dat hij na verloop van tijd uitbreidt met grondverzetactiviteiten. Verzoeker ervaart hiervan veel geluidsoverlast. Vanaf 2008 vraagt hij de gemeente om handhaving. De gemeente legt aanvankelijk een dwangsom op. Die beslissing trekt ze in januari 2010 weer in, omdat het bestemmingsplan ter plekke inmiddels is veranderd en de beslissing op het verouderde plan is gebaseerd. De gemeente kondigt een nieuwe beslissing op het handhavingsverzoek aan. Die neemt zij na herhaald rappel en een ingebrekestelling in september 2010: het verzoek wordt afgewezen omdat er nog onderzoek moet worden gedaan naar de nieuwe situatie. Verzoeker dient vervolgens een bezwaarschrift in. Daarop is tot begin oktober 2011 geen beslissing genomen. Wel heeft de gemeente in april 2011 aan de commissie van bezwaar laten weten dat zij van plan is te legaliseren. De commissie heeft echter in mei 2011 geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren aangezien er geen concreet zicht op legalisatie is (de buurman heeft geen ontheffing aangevraagd).
Verzoeker klaagt erover dat de gemeente niet behoorlijk heeft gehandeld naar aanleiding van zijn handhavingsverzoek.
De handelwijze van de gemeente kenmerkt zich door een gebrek aan transparantie en voortvarendheid. Dit is funest geweest voor het vertrouwen van verzoeker in de gemeente. Door verzoeker niet te informeren over de wijziging van het bestemmingsplan (terwijl er een handhavingsverzoek van verzoeker in behandeling was) heeft bij verzoeker ernstige twijfel doen ontstaan over de onpartijdigheid van de gemeente. Die twijfel is alleen maar toegenomen door de daarop volgende gebeurtenissen, waaronder de lange duur van het legalisatieonderzoek. De gemeente heeft verzoeker tijdens dat onderzoek bovendien niet uit eigen beweging geïnformeerd over de stand van zaken en over wat zij aan het doen was; terwijl zij in die tijd wel herhaaldelijk overleg heeft gehad met de buurman. Door haar trage handelen heeft zij verzoeker bovendien feitelijk de mogelijkheid onthouden om effectief tegen haar beslissingen op te komen (zo wordt de buurman door het uitblijven van de beslissing op bezwaar impliciet de mogelijkheid geboden om alsnog een ontheffing aan te vragen waarna het bezwaar zou kunnen worden afgewezen). Door de handelwijze van de gemeente kon bij verzoeker redelijkerwijs de indruk ontstaan dat er gezocht werd naar een manier om tegemoet te komen aan de belangen van de buurman.
De gemeente heeft gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid en het beginsel van fair play.
De ombudsman geeft het college in overweging om op korte termijn in overleg te gaan over hoe nu verder, opdat het vertrouwen van verzoeker in de gemeente wordt hersteld.